the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Hosea 2
1 (1-12) Noemt uw broeders Mijn-volk en uw zusters Erbarmen.2 (2-1) Treedt tegen uw moeder op, treedt tegen haar op--want zij is mijn vrouw niet, en ik ben haar man niet--dat zij haar boeleringen wegdoe uit haar aangezicht, en haar ontuchtigheden van tussen haar borsten.3 (2-2) Anders zal ik haar naakt uitkleeden, en neerzetten als ten dage harer geboorte, haar maken als een woestijn, haar verkeren in een dor land, en doen sterven van dorst.4 (2-3) Ook over haar kinderen zal ik mij niet erbarmen; want zij zijn in overspel verwekt.5 (2-4) In overspel toch heeft hun moeder geleefd, schandelijk heeft zich gedragen zij die hen onder het harte droeg; zij zeide: Ik wil mijn minnaars nalopen, die mijn brood en mijn water mij geven, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn dranken.
6 (2-5)7 (2-6)8 (2-7) En zij erkende niet dat ik haar het koorn, den most en de olie gaf, ik haar zilver in overvloed schonk, en het goud waarvan zij een baal maakten.9 (2-8) Daarom zal ik terugnemen mijn koorn in den oogsttijd, mijn most juist wanneer de tijd er van daar is, en zal ik haar mijn wol en mijn vlas ontrukken, die dienen om haar naaktheid te bedekken.10 (2-9) Nu zal ik haar schaamte ontbloten ten aanschouwen harer minnaars, zonderdat iemand haar uit mijn hand redt;11 (2-10) ik zal een einde maken aan al haar vreugde, aan feest, nieuwemaan, sabbat, ja, aan elken hoogtijd;12 (2-11) ik zal verwoesten haar wijnstokken en vijgen, waarvan zij zeide: Dit is het loon dat mijn minnaars mij gaven--en ze maken tot een bos, dat door de dieren des velds wordt afgevreten.13 (2-12) Zo zal ik bij haar thuiszoeken de dagen der baals, aan wie zij offerde en voor wie zij zich versierde met ring en halstooi; zo liep zij haar minnaars na en vergat mij, spreekt de Heer. (2-5) Daarom ga ik haar weg omringen met doornen, haar wegen versperren, zodat zij haar pad niet vinden kan. (2-6) Loopt zij dan haar minnaars na zonder hen in te halen, zoekt zij hen zonder hen te vinden, dan zegt zij: Ik wil weerkeren tot mijn vorigen man; want toen had ik het beter dan thans.
14 (2-13) --Dies ga ik haar meetroonen, haar brengen in de woestijn en haar moed inspreken;15 (2-14) dan geef ik haar van daar uit haar wijngaarden weder, en de vallei Achor tot een deur der hoop; daar zal zij zingen als in de dagen harer jeugd, als toen zij optrok uit Egypteland.16 (2-15) Te dien dage, spreekt de Heer, zal zij mij "mijn man" noemen, en niet meer "mijn baal";17 (2-16) dan zal ik de namen der baals uit haar mond wegdoen: zodat zij bij hun namen niet meer vermeld worden.18 (2-17) Voorts zal ik te dien dage voor hen een verbond sluiten een verbond met de dieren des velds, met de vogelen des hemels en het kruipend gedierte des aardrijks; ook zal ik boog zwaard en oorlog breken en buiten het land werpen, en maken dat zij onbezorgd neerliggen.19 (2-18) Ik zal mij met u verloven voor eeuwig, mij met u verloven in recht en gerechtigheid, en gunstbetoon en erbarmen,20 (2-19) mij met u verloven te goeder trouw; dan zult gij den Heer leren kennen.21 (2-20) Te dien dage zal ik, spreekt de Heer, de hemelen verhoren, en die zullen de aarde verhoren;22 (2-21) de aarde zal het koorn, den most en de olie, en die zullen Jizreel verhoren.23 (2-22) Ik zal haar voor mij zaaien in het land, mij erbarmen over Geen-erbarmen, en tot Niet-mijn-volk zeggen: Gij zijt mijn volk, waarop dat zal zeggen: Mijn God!