the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Hosea 14
1 (14-2) Keer weer, Israel, tot den Heer, uw god: want gij zijt gestruikeld door uw schuld.2 (14-3) Neemt woorden met u mee en keert tot den Heer weer; zegt tot hem: Gij kunt de schuld vergeven; opdat wij het goede erlangen en de vrucht onzer lippen betalen.3 (14-4) Assur zal ons niet redden, op paarden zullen wij niet rijden; wij zullen het werk onzer handen niet meer onze goden noemen; daar bij u de wees ontferming vindt.
4 (14-5) Ik zal hun afval genezen, hen vrijwillig liefhebben; want mijn toorn is weer van hen geweken.5 (14-6) Ik zal voor Israel zijn als de dauw, het zal bloeien als een lelie.6 (14-7) Terwijl het zijn wortels schiet als een wilg, zullen zijn loten zich uitbreiden, zal zijn heerlijkheid worden als die van een olijf, en zal het geuren als de Libanon.7 (14-8) Men zal zich weer neerzetten in zijn schaduw, leven van koorn, dronken worden van wijn, bloeien als een wijnstok.
8 (14-9) Wat heeft Efraim nog met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord en zal naar hem omzien; ik zal zijn als een lommerrijke cypres; van mij zal zijn vrucht hem geworden.9 (14-10) Wie wijs is lette hierop, wie doorzicht heeft erkenne dit; want 's Heeren wegen zijn effen: rechtschapenen zullen daarop wandelen, maar euveldaders er op struikelen.