the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Genesis 14
1 In de dagen van Amrafel, den koning van Sjinear, Arioch, den koning van Ellazar, Kedorlaomer, den koning van Elam, en Tideal, den koning van Gojiem,2 voerden zij oorlog met Bera, den koning van Sodom, Birsja, den koning van Gomorra, Sjineab, den koning van Adma, Sjemeber, den koning van Seboim, en den koning van Bela, dat is Soar.3 Deze allen brachten hun troepen bijeen in het Siddimdal, dat is de Zoutzee.4 Nadat zij twaalf jaren Kedorlaomer gediend hadden, kwamen zij in het dertiende in opstand.5 In het veertiende kwamen Kedorlaomer en de met hem verbonden koningen en sloegen de Refaieten, in Astaroth en Karnaim, de Zuzieten, in Ham, de Emieten, in de vlakte van Kirjathaim,6 en de Horieten, op het gebergte Seir tot de terebint van Paran aan den rand der woestijn;7 op hun terugtocht kwamen zij aan de Rechtsbron, dat is Kades, en sloegen al de vorsten der Amalekieten, alsmede de Amorieten die in Hasason-tamar woonden.8 Toen trokken de koningen van Sodom, Gomorra, Adma, Seboim en Bela, dat is Soar, uit en stelden zich, in het Siddimdal, in slagorde9 tegenover Kedorlaomer, den koning van Elam, Tideal, den koning van Gojiem, Amrafel, den koning van Sjinear, en Arioch, den koning van Ellazar, vier koningen tegen vijf.10 Het Siddimdal nu was vol asphaltputten, en toen de koningen van Sodom en Gomorra de vlucht namen, vielen zij daarin, terwijl de overblijvenden naar het gebergte vloden.11 Zij namen al de have van Sodom en Gomorra, benevens al de levensmiddelen, mede en trokken af.12 Ook namen zij Lot, den zoon van Abrams broeder, benevens zijn have, mede; hij toch woonde in Sodom.
13 Een vluchteling nu kwam het aan Abram, den Hebreer, berichten; hij woonde bij den eik van Mamre, den Amoriet, den broeder van Eskol en Aner, bondgenoten van Abram.14 En deze, horende dat zijn broeder weggevoerd was, monsterde zijn vertrouwde slaven, die in zijn huis geboren waren, driehonderd achttien man, joeg hen tot Dan na,15 overviel hen des nachts met zijn slaven, van verschillende kanten, versloeg hen, vervolgde hen tot Hoba, ten noorden van Damaskus,16 en heroverde al de have; ook Lot, zijn broeder, bevrijdde hij met al zijn have, benevens de vrouwen en het volk.
17 Toen hij nu, na Kedorlaomer en de met hem verbonden koningen verslagen te hebben, was teruggekeerd, ging de koning van Sodom uit hem tegemoet naar het dal Sjawe, dat is het Koningsdal.18 En Melchisedek, koning van Salem, bracht brood en wijn, en daar hij priester van den Allerhoogsten God was,19 zegende hij hem en sprak: Gezegend zij Abram van den Allerhoogsten God, den bezitter van hemel en aarde,20 en gezegend zij de Allerhoogste God, die uw tegenstanders aan u heeft overgeleverd. En Abram gaf hem de tienden van alles.
21 Voorts zeide de koning van Sodom tot Abram: Geef mij de mensen en neem de have voor u.22 Maar Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik steek mijn hand op tot den Allerhoogsten God, den bezitter van hemel en aarde,23 dat ik niets van het uwe, zelfs geen draad of schoenriem, zal nemen; gij zult niet kunnen zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt.24 Verre van dien! Alleen wat de knechten verteerd hebben en wat den mannen toekomt die met mij den tocht hebben gemaakt, Aner, Eskol en Mamre, laat hen nemen wat hun toekomt.