Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezechiël 36

1 Maar gij, menschenkind, profeteer tot Israels bergen en zeg: Bergen van Israel, hoort het woord des Heeren!2 Zo spreekt de Heere God: Dewijl de vijand van u zegt: Ha, ha! de eeuwige hoogten zijn in ons bezit gekomen--3 daarom profeteer en zeg: Zo spreekt de Heere God: Omdat en dewijl men in verwatenheid van alle kanten naar u grijpt, opdat het overschot der natien bezit van u neme, en gij in opspraak gekomen en het voorwerp van de kwaadsprekendheid der mensen geworden zijt,4 daarom, bergen van Israel, hoort het woord van den Heere God! Zo spreekt de Heere God tot de bergen en heuvelen, de kloven en dalen, de verwoeste puinhopen en verlaten steden, die ten buit en spot voor het overschot der rondom wonende natien zijn geworden:5 In het vuur van mijn naijver spreek ik tot het overschot der natien en tot gans Edom, die in volle vreugde des harten en verwatenheid der ziel mijn land tot een bezitting bestemd hebben; waardoor zij zich aan mij vergrepen.6 Daarom, profeteer over Israels land en zeg tot de bergen en heuvelen, kloven en dalen: Zo spreekt de Heere God: In mijn naijver en gramschap spreek ik: Omdat gij den smaad der natien gedragen hebt;7 daarom steek ik, zo spreekt de Heere God, mijn hand op, dat de natien die rondom u wonen zelf haar smaad zullen dragen.8 Gij daarentegen, bergen van Israel, zult uw loten schieten en uw vruchten dragen voor mijn volk Israel; daar zijn komst nabij is.9 Want zie, ik kom tot u en wend mij weder tot u, en gij zult weer bearbeid en bezaaid worden.10 Ik maak dat gij dicht bevolkt zijt, door het gehele huis Israel; de steden worden weer bewoond en de puinhopen herbouwd.11 Ja, ik maak mens en dier talrijk op u; zij zullen zich vermenigvuldigen en vruchtbaar zijn; ik zal u bevolken als in uw vroegeren tijd en u weldoen meer dan weleer. Zo zult gij weten dat ik de Heer ben.12 Ik zal weer mensen, mijn volk Israel, op u doen verkeren, die van u bezit zullen nemen; gij zult hun ten erve zijn en hen voortaan niet meer kinderloos maken.13 Zo spreekt de Heere God: Dewijl men van u zegt dat gij mensen verteert en uw eigen natie kinderloos hebt gemaakt;14 daarom, voortaan zult gij geen mensen meer verteren en uw natie niet meer kinderloos maken, spreekt de Heere God;15 ik wil niet meer horen dat de natien u smaden, en gij zult de beschimping der volken niet meer dragen, spreekt de Heere God.

16 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:17 Menschenkind, toen het huis Israel op zijn eigen grond woonde, hebben zij dien verontreinigd door hun wandel en gedrag; hun wandel voor mijn aangezicht was zo onrein als de maandstonden ener vrouw.18 Daarom stortte ik mijn gramschap over hen uit--om het bloed dat zij op het land vergoten hadden, terwijl zij het tevens door hun schandgoden hadden verontreinigd--19 en verstrooide hen onder de volken, zodat zij verspreid werden in de landen; overeenkomstig hun wandel en gedrag heb ik hen gevonnist.20 Doch toen zij bij de volken tot welke zij kwamen gekomen waren, ontwijdden zij mijn heiligen naam, omdat men van hen zeide: Dat is 's Heeren volk; zij hebben zijn land moeten verlaten!21 Dat ging mij aan het hart om mijn heiligen naam, dien het huis Israel ontwijdde onder de volken tot wie zij gekomen waren.22 Zeg daarom tot het huis Israel: Zo spreekt de Heere God: Niet om uwentwil handel ik, huis Israel, maar ter wille van mijn heiligen naam, dien gij ontwijd hebt onder de volken tot wie gij gekomen zijt.23 Heiligen zal ik mijn groten naam, die ontwijd is onder de volken, dien gij in hun midden ontwijd hebt; en de volken zullen weten dat ik de Heer ben, spreekt de Heere God, wanneer ik mij in u voor hun ogen als den Heilige doe kennen.24 Daarom zal ik u uit de volken nemen, herzamelen uit alle landen en brengen naar uw eigen grond.

25 Dan zal ik rein water op u sprengen, zodat gij rein wordt; van al uw onreinheden en van al uw schandgoden zal ik u reinigen.26 En ik zal u een nieuw hart geven en een nieuwen geest in uw binnenste; ik zal het stenen hart uit uw lichaam verwijderen en u een hart van vlees geven;27 mijn geest zal ik in uw binnenste geven, en maken dat gij in mijn inzettingen wandelt en mijn verordeningen inachtneemt en onderhoudt.28 Gij zult wonen in het land dat ik uw vaderen gegeven heb, en mij ten volk zijn, terwijl ik u ten God zal zijn.29 Ik zal u redden uit al uw onreinheden, het koorn ontbieden en overvloedig maken en u geen hongersnood meer toezenden;30 de boom vruchten en veldvruchten zal ik overvloedig maken, opdat gij den smaad van honger te lijden niet meer onder de volken te dragen moogt hebben.31 Dan zult gij uw bozen wandel en uw verkeerd gedrag herdenken en walgen van uzelf om uw overtredingen en afschuwelijkheden.32 Niet om uwentwil doe ik het, spreekt de Heere God. Weet dat wel! Schaamt u en staat verlegen over uw wandel, huis Israel.33 Zo zegt de Heere God: Ten dage dat ik u reinig van al uw overtredingen zal ik ook weer de steden bevolken, en zullen de puinhopen herbouwd worden;34 het land dat woest lag zal weer worden bearbeid, terwijl het vroeger een wildernis was ten aanschouwen van alle voorbijgangers,35 en men zal zeggen: Dit land, dat woest lag, is aan den hof van Eden gelijk geworden, en de steden die in puin lagen en verwoest en omvergehaald waren liggen daar als vestingen.36 Zo zullen de natien die rondom u overgebleven zijn weten dat ik, de Heer, het omvergehaalde herbouwd en het woest liggende beplant heb; ik; de Heer, heb gesproken en zal het doen.37 Zo spreekt de Heere God: Ook hiertoe zal ik mij laten vinden door het huis Israel om naar hun wensen te doen: ik zal hen talrijk maken als schapen;38 als offerschapen, als de schapen op Jeruzalems feesten, zo vol van menschenkudden zullen de in puin liggende steden worden. Zo zullen zij weten dat ik de Heer ben.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile