Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Ezechiël 21

1 Toen kwam het woord des Heeren aldus tot mij:2 Menschenkind, richt daarom uw oog op Jeruzalem en laat uw rede stromen tegen hun heiligdom, profeteer tegen Israels bodem3 en zeg tot Israels bodem: Zo spreekt de Heer: Ik zal u! Ik trek mijn zwaard uit de schede en verdelg uit u rechtschapenen en goddelozen.4 Opdat ik uit u uitroeie rechtschapenen en goddelozen, daarom gaat mijn zwaard uit de schede tegen alle vlees, van zuid naar noord.5 Zo zal alle vlees weten dat ik, de Heer, mijn zwaard uit de schede getrokken heb; er in weerkeren zal het niet.6 En gij, menschenkind, ga zuchten alsof u de lenden breken, bitterlijk zuchten voor hun ogen.7 En wanneer zij dan tot u zeggen: Waarom zucht gij? dan moet gij zeggen: Over een tijding die komt, waardoor aller hart versmelten, aller hand verslappen, aller geest verstompen, aller knie als water wegvlieten zal. Zie, zij komt en zal er zijn, spreekt de Heere God.

8 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:9 Menschenkind, profeteer en zeg: Zo spreekt de Heer: Een zwaard, een zwaard is gescherpt, ook geveegd.10 Om een slachting aan te richten is het gescherpt om als de bliksem te flikkeren11 en is het geveegd, onheelbaar is mijn slachten daarmee, en het acht elke sterkte als niets. Om het in de vuist te vatten is het gescherpt, en het is geveegd om het een doodslager ter hand te stellen.12 Schreeuw en huil, menschenkind, want dat zwaard keert zich tegen uw volk, tegen alle vorsten van Israel; met mijn volk zijn zij aan het zwaard vervallen. Daarom sla u op de heup;13 want ik ga de proef nemen, of ik het als tuchtroede gebruiken kan, spreekt de Heere God.14 En gij, menschenkind, profeteer, sla met de ene hand in de andere, doe dat tweemaal, driemaal; een moordzwaard is het, het grote moordzwaard dat hen omringt.15 Opdat siddere het hart en groot worde de struikeling, heb ik bij al hun poorten een slachting aangericht.16 O zwaard, gij, den bliksem gelijkgemaakt, geveegd tot slachting, snijd vlijmend, rechts en links, waarheen zich uw scherpe kanten ook richten.17 Ook ik zal met de ene hand in de andere slaan en mijn gramschap op hen doen rusten. Ik, de Heer, heb gesproken.

18 Het woord des Heeren kwam aldus tot mij:19 Gij, menschenkind, maak u twee wegen, waarlangs het zwaard van Babels koning kan komen; van een land zullen die twee uitgaan, en aan het begin van elken weg20 zult gij een wegwijzer zetten, aanduidend, hoe het zwaard komen kan of naar Rabba der Ammonieten of naar Juda, met Jeruzalem in het midden er van.21 Want de koning van Babel plaatst zich aan den driesprong, het punt waar de twee wegen uiteengaan, om te wichelen: hij schudt de pijlen, raadpleegt de huisgoden, beziet de lever.22 In zijn rechterhand heeft hij het lot Jeruzalem gekregen, ten gevolge waarvan hij den mond opende tot het luide bevel het krijgsgeschreeuw aan te heffen, stormrammen tegen de poorten op te stellen, een wal op te werpen, een verschansing te bouwen.23 Al is hij in hun oog een bedrieglijk wichelaar, die verkeerd hun toekomst voorziet, hij brengt inderdaad hun schuld in gedachtenis, opdat zij gegrepen worden.24 Daarom spreekt de Heere God aldus: Omdat gij met uw schuld in gedachtenis gebracht zijt, toen uw misdrijven ontdekt werden, zodat uw zonden in al uw gedragingen aan het licht kwamen, zult gij deswege gegrepen worden.25 En gij, door snoodheid ontwijde, vorst Israels, wiens dag is gekomen met de eindafrekening,26 zo zegt de Heere God: Weg met den mijter, neer met de kroon! Dit is de rechte niet. Het lage verhoogd, het hooge verlaagd!27 In stukken, stukken, stukken zal ik het breken. Ook dit is het rechte niet! Totdat hij verschijnt wien het toekomt en ik het hem geef.

28 Gij, menschenkind, profeteer en zeg: Zo spreekt de Heere God tot de Ammonieten, en hun hoon! Zeg: Een zwaard, een zwaard is getrokken tot slachting, geveegd om te schitteren,29 opdat het bliksemen moge, terwijl men voor u een vals gezicht schouwde, bedrieglijk wichelde om het te zetten aan den hals der door snoodheid ontwijden, wier dag met de eindafrekening is gekomen.30 Steek het weer in de schede. In de plaats waar gij geschapen zijt, in het land van uw oorsprong, zal ik u vonnissen,31 mijn grimmigheid over u uitstorten, het vuur mijner verbolgenheid over u aanblazen en u overleveren aan barbaren, aan verderfsmeders.32 Aan het vuur zult gij tot spijs verstrekken; uw bloed zal in het midden van uw land zijn; uwer zal niet meer gedacht worden; want ik, de Heer, heb het gesproken.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile