Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Exodus 8

1 Toen zeide de Heer tot Mozes: Begeef u tot Farao en zeg hem: Zo spreekt de Heer: Laat mijn volk trekken, dat het mij diene.2 En indien gij weigert het te laten trekken, dan ga ik uw gehele grondgebied slaan met kikvorsen.3 De Nijl zal van vorschen wemelen; zij zullen er uit opstijgen, in uw huis komen, in uw slaapvertrek en op uw bed, in de huizen van uw dienaren en van uw volk, in uw ovens en baktroggen;4 ook tegen u, uw volk en al uw dienaren zullen de vorschen opspringen.5 Nu zeide de Heer tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw hand met uw staf uit over de stromen, kanalen en poelen, en doe de kikvorsen opkomen over Egypteland.6 Toen dan Aaron zijn hand uitstrekte over de wateren van Egypte, kwamen de vorschen op en bedekten Egypteland.7 De geleerden deden desgelijks door hun toverkunsten: zij deden de vorschen over Egypteland opkomen.8 Maar Farao ontbood Mozes en Aaron en zeide: Bidt den Heer, dat hij de vorschen van mij en mijn volk verwijdere; dan zal ik het volk laten gaan, dat het aan den Heer offere.9 En Mozes zeide tot Farao: Aan u de eer boven mij! Tegen wanneer zal ik voor u, uw dienaren en uw volk bidden, dat de vorschen van u en uit uw huizen worden uitgeroeid en alleen in den Nijl overblijven?10 Hij zeide: Tegen morgen. Mozes hernam: Naar uw woord zal het geschieden; opdat gij moogt weten dat de Heer, onze god, zijns gelijke niet heeft.11 De vorschen zullen van u en uw huizen, en van uw dienaren en uw volk verwijderd worden en alleen in den Nijl overblijven.12 Toen ging Mozes met Aaron van Farao heen, en Mozes riep tot den Heer ter zake van de vorschen, zoals Farao bepaald had.13 En de Heer deed naar Mozes woord, en de vorschen stierven en verdwenen uit de huizen, hoven en akkers;14 aan talloze hopen werden zij verzameld, zodat het land er van stonk.15 Maar Farao, ziende dat er verademing gekomen was, verzwaarde zijn hart en hoorde niet naar hen, zoals de Heer voorspeld had.

16 Toen zeide de Heer tot Mozes: Zeg tot Aaron: Strek uw staf uit en sla het stof der aarde; dan zal het muggen worden in geheel Egypteland.17 Zij deden aldus. Aaron strekte zijn hand met zijn staf uit en sloeg het stof der aarde; waarop er muggen kwamen op mens en vee: al het stof der aarde werd muggen in geheel Egypteland.18 En de geleerden deden eveneens met hun toverkunsten, om de muggen te doen ontstaan; maar zij waren hiertoe buiten staat, en de muggen waren op mens en vee.19 Toen zeiden de geleerden tot Farao: Dit is de vinger van een god! Maar Farao's hart werd verstokt, en hij hoorde naar hen niet, zoals de Heer voorspeld had.

20 Toen zeide de Heer tot Mozes: Maak u morgenochtend op en plaats u voor Farao, wanneer hij naar het water uitgaat, en zeg hem: Zo spreekt de Heer: Laat mijn volk trekken, dat het mij diene.21 Want indien gij mijn volk niet laat trekken, zend ik op u, uw dienaren, uw volk en uw huizen de steekvliegen af; zodat de huizen der Egyptenaren vol van die vliegen worden, alsmede de grond waarop zij staan.22 Maar ik zal te dien dage voor het land Goosjen, waar mijn volk is gevestigd, een uitzondering maken, zodat daar geen steekvliegen zijn; opdat gij moogt weten dat ik, de Heer, in het midden des lands ben.23 Ik zal onderscheid maken tussen mijn en uw volk. Tegen morgen zal dit teken geschieden.24 De Heer deed zo: een zware vliegenzwerm kwam in de huizen van Farao en zijn dienaren; ook werd in geheel Egypteland het land verdorven door die vliegen.25 Toen ontbood Farao Mozes en Aaron en zeide: Welaan, offert uw god in het land!26 Maar Mozes zeide: Het is onmogelijk dit te doen; want dieren waarvan de Egyptenaren een afschuw hebben offeren wij voor den Heer, onzen god. Indien wij ten aanschouwen der Egyptenaren dat offeren waarvan zij een afschuw hebben, zouden zij ons dan niet stenigen?27 Wij willen drie dagreizen ver de woestijn intrekken en daar aan den Heer, onzen god, offeren, naardat hij ons zeggen zal.28 Hierop zeide Farao: Ik zal u laten trekken, en gij kunt aan den Heer, uw god, in de woestijn offeren. Maar gij moogt vooral niet ver wegtrekken. Bidt nu voor mij.29 En Mozes zeide: Zodra ik van u heengegaan ben zal ik tot den Heer bidden, en morgen zullen de vliegen verwijderd worden van Farao, zijn dienaren en zijn volk. Maar dat Farao niet meer bedrieglijk handele, door het volk niet te laten trekken om aan den Heer te offeren!30 Zo ging Mozes heen van Farao en bad tot den Heer.31 En de Heer deed naar Mozes woord en verwijderde de vliegen van Farao, zijn dienaren en zijn volk: niet een bleef er van over.32 Maar Farao verzwaarde zijn hart ook ditmaal en liet het volk niet trekken.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile