the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Exodus 29
1 Op de navolgende wijze zult gij met hen handelen, om hen te heiligen, opdat zij mij tot priesters zijn: neem een jongen stier en twee gave rammen,2 ongezuurd brood, met olie bereide ongezuurde koeken en met olie bestreken ongezuurde vladen; van tarwebloem zult gij ze bereiden.3 Leg ze in een korf en breng ze in den korf naar het heiligdom, benevens den stier en de twee rammen.4 Ook zult gij Aaron en zijn zonen doen toetreden naar den ingang van de tent der samenkomst en hen met water wassen.5 Neem dan de klederen en trek Aaron het hemd aan, den mantel van het schouderkleed, het schouderkleed zelf en de borsttas, en bind hem het schouderkleed met den band om het lijf.6 Zet hem den mijter op en plaats den heiligen diadeem op den mijter.7 Neem dan de zalfolie, giet die op zijn hoofd en zalf hem.8 Ook zijn zonen zult gij doen toetreden en hun de hemden aantrekken,9 de gordels omdoen en de tulbanden om het hoofd binden. Zo zullen zij het priesterschap bezitten, ter eeuwige inzetting. Voorts zult gij Aaron en zijn zonen hun wijdingsoffers doen brengen.10 Breng daartoe den stier voor des Heeren aangezicht, aan den ingang van de tent der samenkomst, en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op den kop van den stier leggen.11 Slacht dan den stier voor des Heeren aangezicht, aan den ingang van de tent der samenkomst,12 neem van zijn bloed, strijk een deel daarvan met uw vinger aan de hoornen van het altaar en stort het overige op den onderrand van het altaar.13 Neem dan al het vet dat de ingewanden bedekt, de leverkwabbe en de beide nieren, met het vet dat daarop zit, en ontsteek dat op het altaar.14 Maar het vlees, de huid en de pens van den stier moet gij buiten de legerplaats verbranden; het is een zondoffer.15 Neem dan den enen ram, en laat Aaron en zijn zonen op zijn kop de handen leggen;16 daarna zult gij den ram slachten, zijn bloed nemen en dit rondom aan het altaar sprengen.17 Dan moet gij den ram naar behoren in stukken houwen, zijn ingewand en poten afwassen en leggen op de stukken en den kop.18 Ontsteek dan den gehelen ram op het altaar; het is een brandoffer voor den Heer, een liefelijke geur, een vuuroffer voor den Heer.19 Neem dan den tweeden ram, en laat Aaron en zijn zonen hun handen op zijn kop leggen;20 daarna zult gij dien ram slachten, van zijn bloed nemen en dit strijken op de rechteroorlel van Aaron en zijn zonen, op hun rechterduim en rechter groten teen, en het overige rondom aan het altaar sprengen.21 Neem dan van het bloed dat aan het altaar is en van de zalfolie, en besprenkel daarmede Aaron en zijn klederen, alsmede zijn zonen en hun klederen. Zo zal hij, en zullen zijn klederen heilig zijn, alsmede zijn zonen en hun klederen.22 Neem voorts van den ram het vet af en den vetstaart, het vet dat de ingewanden bedekt, de leverkwabbe, de twee nieren met het vet dat daarop zit, en den rechterschenkel--want het is een wijdingsram--23 benevens een rond brood een geolieden broodkoek en een vlade, uit den korf der ongezuurde spijzen die voor den Heer staat,24 en leg dit alles op de handen van Aaron en zijn zonen, en beweeg het voor des Heeren aangezicht als een aanbiedingsgave.25 Neem het dan van hen over en ontsteek het op het altaar bij het brandoffer, ten liefelijken geur voor des Heeren aangezicht; een vuuroffer voor den Heer is het.26 Neem dan de borst van Aarons wijdingsram en beweeg die voor den Heer als een aanbiedingsgave. Daarna valt zij u ten deel.27 Heilig de aanbiedingsborst en den heffingsschenkel, wat aangeboden en geheven werd van den wijdingsram van Aaron en zijn zonen.28 Dit zal voor Aaron en zijn zonen voor altijd ten toegewezen deel zijn vanwege de Israelieten; want het is een gave; een gave zal het zijn, door de Israelieten van hun dankoffers gebracht, hun gave aan den Heer.29 De heilige klederen van Aaron zullen na hem aan zijn zonen ten deel vallen; opdat zij daarin gezalfd worden en hun wijdingsoffer brengen.30 Zeven dagen lang zal degene uit zijn zonen die hem als priester opvolgt, hij die de tent der samenkomst zal ingaan om in de heilige plaats dienst te doen, zich daarmede kleden.31 Het overige van den wijdingsram moet gij nemen en het vlees in een heilige plaats koken.32 Dan zal Aaron met zijn zonen het vlees van den ram en het brood dat in den korf is eten aan den ingang van de tent der samenkomst.33 Zij zullen dat eten, dewijl daarmede verzoening bewerkt is om hen te wijden en te heiligen; en geen leek zal er van eten; want het zijn heilige spijzen.34 En indien van het wijdingsvlees of van het brood iets overblijft tot den morgen, zult gij het overschot verbranden; gegeten mag het niet worden; want het is heilig.35 Gij zult met Aaron en zijn zonen in ieder opzicht zo handelen als ik u bevolen heb; zeven dagen zult gij hen wijdingsoffers doen brengen.36 Ook zult gij dagelijks een zondofferstier ter verzoening bereiden en er het altaar mede ontzondigen, door daarover verzoening te doen, en gij zult het zalven, om het te heiligen.37 Zeven dagen zult gij over het altaar verzoening doen en het heiligen. Zo zal het altaar hoogheilig worden; alwie het aanroert wordt gewijd.
38 Dit is het wat gij op het altaar toebereiden zult: twee eenjarige lammeren elken dag vast;39 het ene zult gij des morgens toebereiden, en het tweede in schemeravond;40 bij het ene lam behoort een tiende meelbloem, gemengd met een kwart stoop gestoten olie, en als plengoffer een kwart stoop wijn.41 Het tweede lam zult gij in schemeravond bereiden; gij zult er hetzelfde meeloffer bijvoegen en hetzelfde plengoffer als des morgens, tot een liefelijken geur, een vuuroffer voor den Heer.42 Dit vaste brandoffer zal van geslacht tot geslacht gebracht worden voor den Heer aan den ingang van de tent der samenkomst, waar ik met u wil samenkomen, om daar tot u te spreken.43 Daar zal ik samenkomen met de Israelieten, en de plaats zal geheiligd worden door mijn heerlijkheid.44 Zo zal ik de tent der samenkomst en het altaar heiligen; alsmede Aaron en zijn zonen, dat zij mij tot priesters zijn.45 En ik zal wonen te midden der Israelieten en hun ten God zijn.46 Zo zullen zij weten dat ik, de Heer, hun god ben, die hen heb uitgeleid uit Egypteland, om in hun midden te wonen. Ik ben de Heer, hun god.