the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Exodus 23
1 Gij zult geen vals gerucht verbreiden. Bied hem die ongelijk heeft de hand niet door een ongerechtig getuige te zijn.2 Gij zult de menigte niet aanhangen in kwade zaken, noch in een rechtsgeding instemmen met de menigte om het recht te verkrachten.3 Ook zult gij den geringe niet voortrekken in zijn geding.4 Wanneer gij het rund of den ezel van uw vijand verdwaald aantreft, dan moet gij ze hem zonder feil terugbrengen.5 Wanneer gij den ezel van uw hater ziet bezwijken onder zijn last, zo moogt gij hem niet aan zijn lot overlaten; gij moet hem zeker helpen.6 gij zult het recht van den behoeftige in zijn geding niet krenken.7 Houd u ver van valse zaken, en dood den onschuldige en hem die het recht aan zijn zijde heeft niet; want ik zal hem die ongelijk heeft niet in het gelijk stellen.8 Ook zult gij geen geschenk aannemen; want het geschenk maakt de ogen van zienden blind en verdraait de zaken van wie recht hebben.9 Den vreemde zult gij niet verdrukken; gijzelf weet, hoe het een vreemdeling te moede is, daar gij vreemdelingen in Egypteland geweest zijt.
10 Zes jaren zult gij uw land bezaaien en de opbrengst er van inoogsten;11 I maar het zevende zult gij het aan zichzelf overlaten en braak laten liggen; dan eten daarvan uw behoeftige landgenoten, en wat zij overlaten eten de dieren des velds. Desgelijks zult gij met uw wijngaard en olijvenhof doen.12 Zes dagen zult gij uw werk verrichten en op den zevenden zult gij rusten; opdat uw rund en uw ezel uitrusten en de zoon uwer slavin en de vreemde adem scheppen.13 In alwat ik u gezegd heb zult gij u in acht nemen, en den naam van andere goden zult gij niet vermelden; hij zal uit uw mond niet gehoord worden.14 Drie keren 's jaars zult gij te mijner eer feestvieren.15 Het feest der ongezuurde brooden zult gij onderhouden; zeven dagen zult gij ongezuurd brood eten, zoals ik u bevolen heb, op den bepaalden tijd in de maand Abib; want daarin zijt gij uit Egypte getrokken; en men zal mijn aangezicht niet met ledige handen gaan zien.16 Voorts het oogstfeest, dat der eerstelingen van het door u op den akker gezaaide; en het inzamelingsfeest, aan het einde van het jaar, wanneer gij de vrucht van uw werk van het veld inzamelt.17 Driemaal 's jaars zullen al uw mannen het aangezicht van den Heere God gaan zien.18 Gij zult het bloed van een aan mij gebracht offer niet bij iets gezuurds offeren; en het vet van mijn feestoffer mag niet tot den morgen overblijven.19 De keur der eerstelingen van uw grond zult gij in het huis van den Heer, uw god, brengen. Gij zult niet koken het bokje in de melk zijner moeder.
20 Zie, ik zend mijn engel voor u uit, om u te hoeden op den weg en u te brengen aan de plaats die ik bereid heb.21 Wees voor hem op uw hoede en hoor naar hem. Weerstreef hem niet; want hij zal uw misdrijven niet vergeven, daar mijn naam in zijn binnenste is.22 Maar indien gij goed naar mij hoort en doet alwat ik spreken zal, dan zal ik de vijand uwer vijanden en de tegenstander uwer tegenstanders zijn;23 want mijn engel zal voor u uit gaan en u brengen tot de Amorieten, Hittieten, Perizzieten, Kanaanieten, Hiwwieten en Jebuzieten, en ik zal hen vernietigen.24 Gij zult u voor hun goden niet nederwerpen noch hen dienen, en gij zult hun werken niet navolgen, maar zonder verschoning ze onderstbovenwerpen en hun wij-steenen kort en klein slaan,25 en gij zult dienen den Heer, uw god. Dan zal ik uw brood en water zegenen en ziekte uit uw midden bannen;26 geen vrouw zal in uw land een misdracht hebben of kinderloos blijven; het getal uwer levensdagen zal ik vol maken.27 Ik zal den schrik voor mij voor u uit zenden, het gehele volk tot hetwelk gij komen zult in verwarring brengen, en zorgen dat al uw vijanden u den rug toekeren.28 Ook zal ik horzelen voor u uit zenden, die de Hiwwieten, Kanaanieten en Hittieten voor u zullen verdrijven.29 Niet binnen een jaar zal ik hen voor u uit verdrijven; opdat het land geen woestenij en het wild gedierte u niet te talrijk worde.30 Langzamerhand zal ik hen voor u uit verdrijven, totdat gij zo vruchtbaar zijt dat gij het land beerven kunt.31 En ik zal tot uw grondgebied maken het land van de Schelfzee tot de Filistijnsche Zee en van de woestijn tot de Rivier; want ik zal de bevolking des lands in uw hand geven en ze voor u uit verdrijven.32 Gij zult met hen en hun goden geen verbond sluiten.33 Zij mogen in uw land niet wonen; opdat zij u niet verleiden tegen mij te zondigen; want gij zoudt hun goden dienen, en dit zou u ten valstrik zijn.