the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Exodus 21
1 Dit nu zijn de verordeningen die gij hun zult voorleggen:2 Wanneer gij een Hebreeuwschen slaaf koopt, zal hij u zes jaren dienen en in het zevende om niet als vrij man heengaan.3 Is hij alleen in uw huis gekomen dan gaat hij ook alleen heen; was hij gehuwd, dan gaat zijn vrouw met hem heen.4 Indien zijn heer hem een vrouw geeft en zij hem zonen of dochters baart dan zal die vrouw met haar kinderen het eigendom van zijn heer blijven, terwijl hij alleen heengaat.5 Maar indien de slaaf verklaart: Ik heb mijn heer mijn vrouw en kinderen lief; ik wil niet als vrij man heengaan6 --dan zal zijn heer hem doen naderen tot de godheid, en hem doen naderen tot de deur of den post, en zal zijn heer het oor van den slaaf met een priem doorboren. Zo zal hij hem voor altijd dienstbaar worden.7 Wanneer iemand zijn dochter tot slavin verkoopt, zal zij niet evenals de slaven heengaan.8 Indien zij haar heer mishaagt, die haar voor zichzelf bestemd had, dan late hij haar loskopen; hij is niet gerechtigd haar aan een buitenlands volk te verkopen, omdat hij trouweloos jegens haar gehandeld heeft.9 Indien hij haar voor zijn zoon bestemt, zal hij met haar doen als met een dochter.10 Neemt hij zich een andere dan mag hij haar in vleesspijzen, kleding en huwelijksgemeenschap niet te kort doen;11 indien hij haar deze drie niet geeft, zal zij omniet, zonder losgeld, heengaan.
12 Wie een mens doodslaat moet zeker ter dood gebracht worden.13 Doch indien hij het er niet op had toegelegd, maar God had het hem beschoren, dan zal ik u een plaats aanwijzen waarheen hij kan vluchten.14 Maar indien iemand zich vermeet zijn naaste verraderlijk te doden, zult gij hem van mijn altaar weghalen, dat hij sterve.15 Wie zijn vader of moeder slaat zal zeker ter dood gebracht worden.16 01.ex.nl.lie.ot.law021:017 Ook wie vader of moeder vloekt zal zeker ter dood gebracht worden. (21-16) wie een mens steelt zal, hetzij hij hem heeft verkocht, hetzij hij hem nog in zijn bezit heeft, zeker ter dood gebracht worden.18 Wanneer mannen met elkander twisten en de een den ander met een steen of met de vuist zo treft dat hij niet sterft maar bedlegerig wordt;19 indien hij weer opstaat en buitenshuis, met een kruk, rondloopt, dan zal hij die hem geslagen heeft geen schuld hebben; alleen moet hij hem zijn tijdverlies vergoeden en voor de genezing zorgen.20 Wanneer iemand zijn slaaf of slavin met een stok zo slaat dat hij onder zijn handen doodblijft, dan moet hij zeker gewroken worden.21 Doch blijft hij nog een of twee dagen in leven, dan wordt hij niet gewroken; want hij is zijn geld.
22 Wanneer mannen met elkander vechten en een zwangere vrouw zo stoten dat zij ontijdig bevalt, maar zijzelf wordt niet gedeerd, dan zal de schuldige een boete betalen, zoals de echtgenoot dier vrouw hem zal opleggen; hij moet ze geven volgens de uitspraak van scheidrechters.23 Maar wordt zij gedeerd, dan zult gij geven leven voor leven24 oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet,25 brandwond voor brandwond, snede voor snede, striem voor striem.26 Wanneer iemand het oog van zijn slaaf of slavin uitslaat, zal hij tot vergoeding van dat oog hem of haar vrij laten uitgaan.27 Slaat hij aan zijn slaaf of slavin een tand uit, dan zal hij hem of haar tot vergoeding van dien tand vrij laten heengaan.28 Wanneer een stier een man of vrouw zo stoot dat hij of zij sterft, moet de stier zonder verschoning gestenigd en mag zijn vlees niet gegeten worden; de eigenaar van den stier heeft geen schuld.29 Maar ingeval de stier reeds gisteren en eergisteren stootig was, en zijn eigenaar, hoewel gewaarschuwd, hem niet bewaakte, dan moet, indien die stier een man of vrouw doodt, niet alleen de stier gestenigd maar ook de eigenaar ter dood gebracht worden.30 Indien hem een zoengeld wordt opgelegd, zal hij tot vrijkoop van zijn leven alles geven wat hem opgelegd wordt.31 Wanneer de stier iemands zoon of dochter stoot, zal met hem naar denzelfden regel gehandeld worden.32 Stoot de stier een slaaf of slavin, dan moet de eigenaar dertig sikkelen aan zijn of haar heer geven en de stier worden gestenigd.33 Wanneer iemand een put openmaakt of een put graaft en niet toedekt, en een rund of ezel valt er in,34 dan moet de eigenaar van den put dat vergoeden en den eigenaar van het dier schadeloos stellen, en het dode dier wordt zijn eigendom.35 Stoot iemands stier den stier van een ander zo dat hij sterft, dan moeten zij den levenden stier verkopen en zowel de opbrengst als het dode dier verdelen.36 Maar was het bekend dat de stier reeds gisteren en eergisteren stootig was, en bewaakte zijn eigenaar hem niet, dan moet hij de volle waarde vergoeden, een stier voor den stier, terwijl de gedoode zijn eigendom wordt.
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="exe.21.1" class="versetxt">1 Dit nu zijn de verordeningen die gij hun zult voorleggen:2 Wanneer gij een Hebreeuwschen slaaf koopt, zal hij u zes jaren dienen en in het zevende om niet als vrij man heengaan.3 Is hij alleen in uw huis gekomen dan gaat hij ook alleen heen; was hij gehuwd, dan gaat zijn vrouw met hem heen.4 Indien zijn heer hem een vrouw geeft en zij hem zonen of dochters baart dan zal die vrouw met haar kinderen het eigendom van zijn heer blijven, terwijl hij alleen heengaat.5 Maar indien de slaaf verklaart: Ik heb mijn heer mijn vrouw en kinderen lief; ik wil niet als vrij man heengaan6 --dan zal zijn heer hem doen naderen tot de godheid, en hem doen naderen tot de deur of den post, en zal zijn heer het oor van den slaaf met een priem doorboren. Zo zal hij hem voor altijd dienstbaar worden.7 Wanneer iemand zijn dochter tot slavin verkoopt, zal zij niet evenals de slaven heengaan.8 Indien zij haar heer mishaagt, die haar voor zichzelf bestemd had, dan late hij haar loskopen; hij is niet gerechtigd haar aan een buitenlands volk te verkopen, omdat hij trouweloos jegens haar gehandeld heeft.9 Indien hij haar voor zijn zoon bestemt, zal hij met haar doen als met een dochter.10 Neemt hij zich een andere dan mag hij haar in vleesspijzen, kleding en huwelijksgemeenschap niet te kort doen;11 indien hij haar deze drie niet geeft, zal zij omniet, zonder losgeld, heengaan.12 Wie een mens doodslaat moet zeker ter dood gebracht worden.13 Doch indien hij het er niet op had toegelegd, maar God had het hem beschoren, dan zal ik u een plaats aanwijzen waarheen hij kan vluchten.14 Maar indien iemand zich vermeet zijn naaste verraderlijk te doden, zult gij hem van mijn altaar weghalen, dat hij sterve.15 Wie zijn vader of moeder slaat zal zeker ter dood gebracht worden.16 01.ex.nl.lie.ot.law021:017 Ook wie vader of moeder vloekt zal zeker ter dood gebracht worden. (21-16) wie een mens steelt zal, hetzij hij hem heeft verkocht, hetzij hij hem nog in zijn bezit heeft, zeker ter dood gebracht worden.18 Wanneer mannen met elkander twisten en de een den ander met een steen of met de vuist zo treft dat hij niet sterft maar bedlegerig wordt;19 indien hij weer opstaat en buitenshuis, met een kruk, rondloopt, dan zal hij die hem geslagen heeft geen schuld hebben; alleen moet hij hem zijn tijdverlies vergoeden en voor de genezing zorgen.20 Wanneer iemand zijn slaaf of slavin met een stok zo slaat dat hij onder zijn handen doodblijft, dan moet hij zeker gewroken worden.21 Doch blijft hij nog een of twee dagen in leven, dan wordt hij niet gewroken; want hij is zijn geld.
22 Wanneer mannen met elkander vechten en een zwangere vrouw zo stoten dat zij ontijdig bevalt, maar zijzelf wordt niet gedeerd, dan zal de schuldige een boete betalen, zoals de echtgenoot dier vrouw hem zal opleggen; hij moet ze geven volgens de uitspraak van scheidrechters.23 Maar wordt zij gedeerd, dan zult gij geven leven voor leven24 oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet,25 brandwond voor brandwond, snede voor snede, striem voor striem.26 Wanneer iemand het oog van zijn slaaf of slavin uitslaat, zal hij tot vergoeding van dat oog hem of haar vrij laten uitgaan.27 Slaat hij aan zijn slaaf of slavin een tand uit, dan zal hij hem of haar tot vergoeding van dien tand vrij laten heengaan.28 Wanneer een stier een man of vrouw zo stoot dat hij of zij sterft, moet de stier zonder verschoning gestenigd en mag zijn vlees niet gegeten worden; de eigenaar van den stier heeft geen schuld.29 Maar ingeval de stier reeds gisteren en eergisteren stootig was, en zijn eigenaar, hoewel gewaarschuwd, hem niet bewaakte, dan moet, indien die stier een man of vrouw doodt, niet alleen de stier gestenigd maar ook de eigenaar ter dood gebracht worden.30 Indien hem een zoengeld wordt opgelegd, zal hij tot vrijkoop van zijn leven alles geven wat hem opgelegd wordt.31 Wanneer de stier iemands zoon of dochter stoot, zal met hem naar denzelfden regel gehandeld worden.32 Stoot de stier een slaaf of slavin, dan moet de eigenaar dertig sikkelen aan zijn of haar heer geven en de stier worden gestenigd.33 Wanneer iemand een put openmaakt of een put graaft en niet toedekt, en een rund of ezel valt er in,34 dan moet de eigenaar van den put dat vergoeden en den eigenaar van het dier schadeloos stellen, en het dode dier wordt zijn eigendom.35 Stoot iemands stier den stier van een ander zo dat hij sterft, dan moeten zij den levenden stier verkopen en zowel de opbrengst als het dode dier verdelen.36 Maar was het bekend dat de stier reeds gisteren en eergisteren stootig was, en bewaakte zijn eigenaar hem niet, dan moet hij de volle waarde vergoeden, een stier voor den stier, terwijl de gedoode zijn eigendom wordt.