Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Esther 9

1 In de twaalfde maand nu, dat is de maand Adar, op den dertienden dag daarvan, op den dag waarop het woord des konings en zijn verordening tot uitvoering zouden komen, op dien dag, waarop de vijanden der Joden gehoopt hadden hen meester te worden maar juist het omgekeerde geschiedde: dat de Joden zelf meester werden van hun haters,2 verzamelden zich de Joden in hun steden in alle provincien van koning Ahasweros om de hand te slaan aan hen die hun onheil zochten; en niemand hield stand voor hen; want de schrik voor hen was op alle volkeren gevallen.3 En alle vorsten der provincien, de stadhouders, de landvoogden en zij die voor des konings dienst zorgden steunden de Joden; want de schrik voor Mordochai was op hen gevallen.4 Mordochai toch was machtig in het huis des konings, en zijn roem verbreidde zich door alle provincien; want de man Mordochai werd steeds machtiger.5 En de Joden richtten een slachting aan onder hun vijanden, een slachting van zwaard, doodslag en verdelging, en deden met hun haters naar hun believen.6 In den burg Sjusjan doodden en verdelgden de Joden vijfhonderd man.7 En zij doodden Pasjandatha en Dalfon en Aspatha8 en Poratha en Adalja, en Andatha9 en Parmasta en Arizai en Aridai en Waizatha,10 de tien zonen van Haman, den zoon van Hammedatha, den Jodenvervolger; maar aan den buit sloegen zij de hand niet.11 Toen op dienzelfden dag aan den koning was medegedeeld, hoevelen in den burg Sjusjan gedood waren,12 zeide de koning tot koningin Ester: In den burg Sjusjan hebben de Joden gedood en verdelgd vijfhonderd man benevens de tien zonen van Haman; wat zullen zij in de overige provincien des konings gedaan hebben! Wat is nu uw bede? Zij zal worden ingewilligd. En wat is uw verlangen? Er zal naar gedaan worden.13 Hierop zeide Ester: Indien het den koning goeddunkt, dan worde ook morgen aan de Joden te Sjusjan vergunning gegeven te doen als heden, en men hange de tien zonen van Haman aan den paal.14 Toen zeide de koning dat aldus moest geschieden: een verordening werd in Sjusjan uitgevaardigd, en de tien zonen van Haman hing men op.15 Dientengevolge verzamelden zich de Joden te Sjusjan ook op den veertienden dag der maand Adar en doodden in Sjusjan driehonderd man; maar aan den buit sloegen zij de hand niet.16 De overige Joden, zij die in de provincien des konings woonden, verzamelden zich en kwamen voor hun leven op, koelden hun gemoed aan hun vijanden en doodden van hun haters vijf en zeventig duizend man; maar aan den buit sloegen zij de hand niet.17 Dit geschiedde op den dertienden der maand Adar, en zij hadden rust op den veertienden dier maand en maakten dien dag tot een dag van maaltijd en vroolijkheid.18 Maar de Joden te Sjusjan hadden zich op den dertienden en den veertienden der maand verzameld en op den vijftienden gerust; zodat zij dezen tot een dag van maaltijd en vroolijkheid maakten.19 Daarom vierden de Joden op het land, zij die in de open steden wonen, den veertienden dag der maand Adar als een dag van vroolijkheid en maaltijd, als een feestdag, waarop men elkander geschenken zendt.

20 En Mordochai schreef deze dingen op en zond brieven aan alle Joden in alle provincien van koning Ahasweros, aan hen die dichtbij en aan hen die veraf woonden21 om voor hen vast te stellen dat zij jaarlijks den veertienden en den vijftienden der maand Adar vieren zouden22 --omdat dit de dagen waren waarop de Joden hun gemoed hadden gekoeld aan hun vijanden en dit de maand was die voor hen van jammer verkeerd was in vroolijkheid, van rouw in een feestdag--opdat zij die dagen zouden maken tot dagen van maaltijd en vroolijkheid, waarop men elkander geschenken en aan de armen giften zond.23 De Joden nu hebben als regel aangenomen wat zij begonnen waren te doen en wat Mordochai hun geschreven had.24 Want Haman, de zoon van Hammedatha, de Agagiet, de vervolger van alle Joden, had een plan gemaakt tegen de Joden om hen om te brengen, en had het pur, dat is het lot, geworpen, om hen te beroeren en om te brengen;25 maar toen zij voor den koning kwam, heeft deze mondeling en schriftelijk bevolen dat het boze plan hetwelk hij tegen de Joden beraamd had op zijn hoofd zou terugkomen, en heeft men hemzelf en zijn zonen aan den paal gehangen.26 Daarom noemde men die dagen Purim, naar het pur. Daarom, om den gansen inhoud van den brief, om hetgeen zij in deze zaak gezien hadden en om hetgeen hun wedervaren was,27 stelden de Joden vast en namen zij aan voor zichzelf, voor hun nakroost en voor allen die zich bij hen zouden voegen, voor altijd, dat zij die twee dagen jaarlijks zouden vieren, volgens het geschrift dat er over handelt en op den bepaalden tijd,28 en dat die dagen zouden worden herdacht en gevierd, geslacht uit geslacht in, in alle familien, provincien, steden. En deze purimdagen zullen niet te loor gaan onder de Joden, en hun herdenking zal niet verdwijnen uit hun nakroost.29 En koningin Ester, de dochter van Abihail, en de Jood Mordochai schreven zeer nadrukkelijk, dat men den inhoud van dien tweeden brief over Purim zou gestanddoen.30 En hij zond brieven aan alle Joden in de honderd zeven en twintig provincien van het rijk van Ahasweros met woorden van vrede en trouw,31 dat men die purimdagen zou vaststellen op hun bepaalden tijd, zoals de Jood Mordochai en koningin Ester voorheen vastgesteld hadden, en zoals zijzelf voor zich en hun nakroost bepalingen over vasten en daarbij behorende weeklachten vastgesteld hadden.32 En het bevel van Ester regelde alwat op die purimdagen betrekking heeft, en het werd in het boek opgeschreven.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile