the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Esther 1
1 Ten tijde van Ahasweros--dit is de Ahasweros die regeerde van Indie tot Ethiopie, honderd zeven en twintig provincien--2 in dien tijd, toen koning Ahasweros op zijn koninklijken troon in den burg Sjusjan zat,3 in het derde jaar zijner regering, richtte hij een maaltijd aan voor al zijn vorsten en dienaren; het heir der Perzen en Meden, de edelen en vorsten der provincien stonden voor hem,4 terwijl hij den rijkdom zijner koninklijke heerlijkheid en de luistervolle pracht zijner grootheid ten toon spreidde, veel dagen achtereen, honderd tachtig dagen.5 En na afloop dier dagen richtte de koning voor al het volk dat zich in den burg Sjusjan bevond, van den aanzienlijkste tot den geringste, in den hof van den tuin van het koninklijk paleis een maaltijd van zeven dagen aan.6 Witte, bonte en violetkleurige stoffen, vastgemaakt met linnen en purperen koorden aan zilveren bogen en marmeren zuilen! gouden en zilveren rustbedden op den mozaiekvloer van malachiet en marmer, van parelmoer en zwarten steen!7 drank gereikt in gouden bekers, de een verschillend van den ander, en koningswijn in overvloed, naar 's konings rijkdom!8 Het drinken ging naar het voorschrift: niemand drong; want zo had de koning al zijn hogen hofbeambten gelast: Dat men naar ieders believen moest handelen.9 Ook de koningin Wasti had in het paleis van koning Ahasweros een vrouwenmaaltijd aangericht.
10 Op den zevenden dag nu, toen de koning vrolijk was van den wijn, beval hij Mehuman, Bizzeta, Harbona, Bigta, Abagta, Zethar en Karkas, de zeven kamerlingen die voor koning Ahasweros dienstdeden,11 koningin Wasti met de koninklijke kroon voor den koning te brengen om haar schoonheid aan de volken en vorsten te tonen; want zij was schoon van uiterlijk.12 Maar koningin Wasti weigerde op het bevel des konings, hetwelk de kamerlingen haar overbrachten, te komen. Toen werd de koning zeer vergramd, en zijn toorn ontbrandde in hem.13 En de koning zeide tot de wijzen, de kenners der tijden--want in zulke gevallen pleegt de koning zich te beraden met al de kenners van wet en recht;14 die hem het naast stonden waren Karsjena, Sjethar, Admatha, Tarsjis, Meres, Marsena, Memuchan, de zeven vorsten der Perzen en Meden, die het aangezicht des konings zagen, de ereplaatsen bekleedden in het rijk: --15 Wat volgens het recht te doen met koningin Wasti, omdat zij aan het bevel van koning Ahasweros, hetwelk de kamerlingen haar hebben overgebracht, niet gehoorzaamd heeft?16 Hierop zeiden Memuchan en de vorsten tot den koning: Niet tegen den koning alleen heeft koningin Wasti zich misdragen, maar tegen al de vorsten en al de volken, in alle provincien van koning Ahasweros;17 want het geval van de koningin zal bekend worden aan alle vrouwen, en maken dat zij haar mannen zullen minachten, wanneer men verhaalt: Koning Ahasweros beval de koningin Wasti voor hem te brengen, en zij is niet gekomen.18 Dienzelfden dag nog zullen de vorstinnen der Perzen en Meden, als zij het geval van de koningin horen, het vertellen aan alle vorsten des konings; en dan geen gebrek aan minachting en gramstorigheid!19 Indien het den koning goeddunkt, worde door hem een koninklijk bevel uitgevaardigd en opgeschreven in de wetten van Perzen en Meden, onherroepelijk: Dat Wasti niet meer voor koning Ahasweros kome! En haar koninklijke waardigheid geve de koning aan een andere, die beter is dan zij.20 Wanneer dan deze verordening des konings, die hij uitvaardigen zal, in zijn gehele koninkrijk--want dat is groot! --vernomen wordt, dan zullen alle vrouwen ere geven aan haar mannen, van den aanzienlijksten tot den geringsten.21 Dit dacht den koning en den vorsten goed; de koning deed naar den raad van Memuchan22 en zond brieven naar alle provincien des konings, naar elke provincie in haar eigen schrift en naar elk volk in zijn eigen taal, dat ieder man heer in zijn huis zou zijn en bevelen kon wat hem behaagde.