Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Deuteronomium 7

1 Wanneer de Heer, uw god, u brengt in het land dat gij in bezit komt nemen, en vele volken voor u uit verjaagt: de Hittieten, de Girgasjieten, de Amorieten, de Kanaanieten, de Perizzieten, de Hiwwieten en de Jebuzieten, zeven volken, talrijker en machtiger dan gij;2 als de Heer, uw god, hen aan u overlevert en gij hen verslaat, dan moet gij hen gans en al met den banvloek treffen; gij moogt geen verdrag met hen aangaan, geen genade hun verlenen,3 ook u niet aan hen vermaagschappen: uw dochters moogt gij niet geven aan hun zonen, noch hun dochters nemen voor uw zonen;4 want zij zouden uw kinderen van mij doen afwijken, zodat zij andere goden dienden, en 's Heeren toorn zou tegen u ontbranden en hij u spoedig verdelgen.5 Maar aldus zult gij hun doen: hun altaren omverwerpen, hun wij-steenen verbrijzelen, hun gewijde boomstammen omhouwen, hun beelden verbranden.6 Want gij zijt een aan den Heer, uw god, geheiligd volk; u heeft de Heer, uw god, uitverkoren, om van alle volken op aarde hem tot een eigen volk te zijn.7 Niet omdat gij het talrijkste waart van alle volken heeft de Heer een welgevallen in u gehad en u uitverkoren, want gij zijt het kleinste van alle volken;8 maar omdat de Heer u liefhad en den eed hield dien hij uw vaderen gezworen had, heeft de Heer u met sterke hand uitgeleid en uit het slavenhuis, uit de hand van Farao, den koning van Egypte, losgekocht.9 Erken dan dat de Heer, uw god, God is, de getrouwe God, die het verbond en de goedertierendheid handhaaft jegens wie hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, tot in duizend geslachten,10 maar zijn hater persoonlijk doet boeten door hem te gronde te richten: hij geeft wie hem haat geen uitstel, hem persoonlijk doet hij boeten.11 Onderhoud dan de geboden, inzettingen en verordeningen die ik u heden gebied te betrachten.

12 Hiervoor nu, dat gij naar deze verordeningen hoort, ze onderhoudt en betracht, zal de Heer, uw god, jegens u het verbond en de goedertierenheid, uwen vaderen bezworen, handhaven,13 u liefhebben, zegenen en vermenigvuldigen: zegenen de vrucht van uw schoot en van uw bouwland, uw koorn en most en olie de teelt uwer runderen en de dracht uwer schapen, op den bodem dien hij uw vaderen onder eede beloofd heeft u te zullen geven.14 Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u geen onvruchtbare zijn, man noch vrouw, noch een onvruchtbare onder uw vee,15 en de Heer zal van u iedere ziekte wegnemen en al de erge kwalen van Egypte, die gij hebt leren kennen; hij zal ze op u niet doen nederkomen, maar ze brengen over al uw haters;16 en gij zult al de volken die de Heer, uw god, u overgeeft verslinden. Verschoon hen niet en dien hun goden niet; want dit zou u ten valstrik zijn.17 Mocht gij soms denken: Deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zal ik in staat zijn hen te verdrijven?18 Vrees hen niet, gedenk steeds, wat de Heer, uw god, aan Farao en geheel Egypte heeft gedaan,19 de grote beproevingen die uw ogen gezien hebben, de tekenen en wonderen, de sterke hand en den uitgestrekten arm, waarmede de Heer, uw god, u heeft uitgeleid. Zo zal de Heer, uw god, aan al de volken doen voor welke gij bevreesd zijt.20 Bovendien zal de Heer, uw god, de horzelen op hen afzenden, totdat wie overgebleven zijn en zich voor u verscholen hebben zijn te gronde gegaan.21 Sidder niet voor hen; want de Heer, uw god, is in uw midden, een grote en geduchte god.22 Langzamerhand zal de Heer, uw god, deze volken voor u uit verjagen: gij zult hen niet spoedig mogen vernietigen, opdat niet het wild gedierte te talrijk tegen u worde;23 maar de Heer, uw god, zal hen aan u overleveren en hen in een geweldige ontroering brengen, totdat zij verdelgd zijn;24 hun koningen zal hij in uw hand geven, en hun naam zult gij van onder den hemel doen verdwijnen; niemand zal tegen u standhouden, totdat gij hen zult hebben verdelgd.25 Hun godenbeelden zult gij verbranden, het zilver en goud dat er aan zit niet begeren en u niet toeeigenen: opdat gij er niet door in den strik valt. Want de Heer, uw god, heeft er een afschuw van.26 Iets nu dat verafschuwd is moogt gij niet in uw huis brengen; want gij zoudt eveneens onder den banvloek komen. Gij zult er van gruwen en het verafschuwen; want het ligt onder den banvloek.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile