the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Deuteronomium 28
1 Indien gij terdege luistert naar den Heer, uw god, en al zijn geboden die ik u heden geef nauwgezet betracht, dan zal de Heer, uw god, u hoog boven al de natien der aarde verheffen2 en zullen al deze zegeningen over u komen en uw deel worden, omdat gij luistert naar den Heer, uw god.3 Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend op het veld;4 gezegend zal zijn de vrucht van uw schoot de vrucht van uw akker en de vrucht van uw vee, de worp uwer runderen en de dracht uwer schapen;5 gezegend uw korf en uw baktrog;6 gezegend zult gijzelf zijn bij uw ingaan, en gezegend bij uw uitgaan.7 De Heer zal de vijanden die tegen u opstaan verslagen aan u overleveren: langs een weg zullen zij tegen u uittrekken en langs zeven wegen voor u vluchten.8 De Heer zal den zegen gebieden, dat hij met u zij in uw voorraadschuren en bij al uw bedrijf, en zal u zegenen in het land dat de Heer, uw god, u geeft.9 De Heer zal u voorgoed tot een heilig volk aannemen, zoals hij u onder eede beloofd heeft, wanneer gij de geboden van den Heer, uw god, onderhoudt en op zijn wegen gaat; en10 al de volken der aarde, ziende dat 's Heeren naam over u is uitgeroepen, zullen u vrezen.11 De Heer zal u het goede in overvloed schenken in de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw vee en de vrucht van uw akker, op den grond dien hij uw vaderen onder eede beloofd heeft u te zullen geven.12 De Heer zal zijn rijke schatkamer, den hemel, voor u ontsluiten, om den regen voor uw land op zijn tijd te geven en al het werk uwer handen te zegenen; zodat gij aan vele natien lenen en zelf van niemand lenen zult.13 De Heer zal u tot hoofd en niet tot staart maken; het zal met u louter naar omhoog en niet naar omlaag gaan, wanneer gij luistert naar de geboden van den Heer, uw god, die ik u heden geef, door ze te onderhouden en te betrachten,14 en van alwat ik u heden gebied niet afwijkt ter rechter zijde of ter linkerzijde, door andere goden te volgen en te dienen.
15 Maar indien gij niet luistert naar den Heer, uw god, door al zijn geboden en inzettingen die ik u heden geef nauwgezet te betrachten, zo zullen al deze vervloekingen over u komen en uw deel worden:16 vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt op het veld;17 vervloekt zullen zijn uw korf en uw baktrog18 vervloekt de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, de vrucht van uw vee, de worp uwer runderen en de dracht uwer schapen;19 vervloekt zult gijzelf zijn bij uw ingaan, en vervloekt bij uw uitgaan.20 De Heer zal de vervloeking, de verschrikking en de verwensching onder u zenden in ieder bedrijf dat gij uitoefent, totdat gij verdelgd zijt en spoedig te gronde gaat vanwege de boosheid uwer handelingen, dat gij mij verlaten hebt.21 De Heer zal de pest u doen aankleven, totdat hij u van den bodem dien gij in bezit gaat nemen geheel heeft weggevaagd.22 De Heer zal u slaan met tering en koorts, met rotkoortsen en zenuwkoortsen, met droogte en brandkoorn en honingdauw, die u zullen vervolgen, totdat gij te gronde gaat.23 De hemel boven uw hoofd zal als koper en de aarde onder uw voeten als ijzer zijn.24 De Heer zal den regen voor uw land tot pulver en stof maken; van den hemel zal het op u nederdalen, totdat gij verdelgd zijt.25 De Heer zal u laten verslaan door uw vijanden; langs een weg zult gij tegen hen uittrekken en langs zeven wegen voor hen vluchten; zodat gij voor alle koninkrijken der aarde ten speelbal wordt,26 en uw lijken tot aas verstrekken aan het gevogelte des hemels en het gedierte der aarde, zonderdat iemand ze opschrikt.27 De Heer zal u slaan met Egyptische zweren, pestbuilen, schurft en uitslag, waarvan gij niet kunt genezen.28 De Heer zal u slaan met waanzin, verblinding en zinsverbijstering;29 zodat gij op den vollen middag als een blinde in het stikdonker rondtast, ongeluk hebt in wat gij onderneemt en altijddoor aan niets dan verdrukking en beroving zijt blootge-steld, zonderdat iemand redt.30 Gij zult u met een vrouw verloven, maar een ander zal met haar gemeenschap houden, een huis bouwen, maar het niet betrekken, een wijngaard planten, maar dien niet in gebruik nemen;31 uw rund wordt voor uw ogen geslacht, en gij krijgt er niet van te eten, uw ezel in uw tegenwoordigheid geroofd, en hij keert niet tot u weder, uw kleinvee wordt aan uw vijanden overgeleverd, zonderdat iemand u redt.32 Uw zonen en dochters worden aan een ander volk uitgeleverd, en gij ziet het met eigen ogen aan en smacht naar hen den gansen dag, maar vermoogt daartegen niets.33 Een volk dat gij niet gekend hebt zal de vrucht van uw akker en alles waarvoor gij gewerkt hebt verteren, zodat gij altijddoor enkel aan verdrukking en krenking zijt blootgesteld34 en waanzinnig wordt van het schouwspel dat gij moet aanzien.35 De Heer zal u slaan met boze zweren aan de knieen en benen, waarvan gij niet kunt genezen, van de voetzool tot den schedel.36 De Heer zal u en den koning dien gij over u zult aanstellen doen gaan naar een volk dat gij noch uw vaderen gekend hebt, waar gij andere goden, van hout en steen, zult dienen;37 zo zult gij tot een ontzetting, tot een spreekwoord en tot een schimpnaam worden, onder al de volken waarheen de Heer u zal wegvoeren.38 Veel zaad zult gij op den akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten;39 wijngaarden zult gij planten en verzorgen, maar geen wijn drinken noch opleggen, want de rups zal ze verteren;40 olijfbomen zult gij hebben in uw ganse gebied, maar u niet zalven met olie, want uw olijven zullen afvallen;41 zonen en dochters zult gij verwekken, maar zij zullen u niet toebehoren, want zij zullen in gevangenschap gaan.42 Al uw bomen en veldvruchten zal de kever in bezit nemen.43 De vreemde die in uw midden woont zal u boven het hoofd groeien al hoger en hoger, terwijl gijzelf daalt al lager en lager;44 hij zal aan u, gij zult niet aan hem lenen; hij zal tot hoofd, en gij zult tot staart worden.
45 Al deze vervloekingen zullen over u komen, u vervolgen en inhalen, totdat gij verdelgd zijt; omdat gij naar den Heer, uw god, niet geluisterd hebt door de geboden en inzettingen die hij u gegeven heeft te onderhouden;46 zodat zij aan u en uw nakroost voor eeuwig tot een teken en wonder zijn.47 Hiervoor dat gij den Heer, uw god, niet blijmoedig en met een vrolijk hart wegens den overvloed van alles gediend hebt48 zult gij uw vijanden, die de Heer onder u zenden zal, dienen bij honger en dorst, bij naaktheid en gebrek aan alles en zal hij een ijzeren juk op uw nek leggen, totdat hij u verdelgd heeft.49 De Heer zal tegen u doen opkomen een volk uit de verte, van het einde der aarde, evenals een arend toeschiet, een volk welks taal gij niet verstaat,50 een volk met bars gelaat, dat geen grijsaard ontziet noch zich over een knaap ontfermt;51 het zal de vrucht van uw vee en de vrucht van uw akker verteren; totdat gij verdelgd zijt; het laat u koorn noch most noch olie over, teelt uwer runderen noch dracht uwer schapen, totdat het u heeft te gronde gericht.52 Het zal u in het nauw brengen in al uw steden, totdat al uw hooge en versterkte muren, waarop gij vertrouwdet, in uw ganse land gevallen zijn; het zal u in het nauw brengen in al uw steden, in het ganse land dat de Heer, uw god, u gegeven heeft.53 Dan zult gij, in de benardheid en de benauwdheid waarin uw vijand u brengt de vrucht van uw schoot eten, het vlees uwer zonen en dochters, die de Heer, uw god, u gegeven heeft.54 De zeer verwende en verwijfde man onder u zal het aan zijn broeder, aan de vrouw die in zijn schoot ligt en aan zijn overgebleven kinderen, hun die hij nog behouden heeft, misgunnen;55 zodat hij aan geen hunner iets afstaat van het vlees zijner kinderen dat hij eet; omdat hij niets heeft overgehouden in de benardheid en de benauwdheid waarin uw vijand u in al uw steden brengt.56 De verwende en verwijfde vrouw onder u, die van verwijfdheid en verwenning nooit beproefd heeft haar voetzool op den grond te zetten, zal aan den man die in in haar schoot ligt, haar zoon en haar dochter niets gunnen,57 van de nageboorte die uit haar schoot komt en het kind dat zij baart; want bij gebrek aan alles zal zij het in het verborgen opeten, in de benardheid en de benauwdheid waarin uw vijand u in uw steden brengt.58 Indien gij niet al de woorden dezer wet, in dit boek geschreven, nauwgezet betracht, vrezende dezen eerbiedwaardigen en geduchten Naam: den Heer, uw god59 dan zal de Heer u en uw nakroost buitengewoon zwaar tuchtigen met grote en aanhoudende slagen, boze en aanhoudende ziekten,60 en weder onder u brengen al de Egyptische kwalen, waarvoor gij zo beducht zijt; zodat zij u aankleven.61 Bovendien zal de Heer allerlei ziekten en slagen die in dit wetboek niet beschreven staan tegen u doen opkomen, totdat gij verdelgd zijt62 en slechts in kleinen getale overblijft, terwijl gij zo talrijk geweest zijt als de sterren des hemels; omdat gij niet geluisterd hebt naar den Heer, uw god.63 Evenals de Heer er genoegen in vond u wel te doen en u te vermenigvuldigen, zo zal hij er genoegen in vinden u te gronde te richten en te verdelgen. Gij zult weggerukt worden van den bodem dien gij in bezit gaat nemen, de64 Heer zal u verstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot het andere, en gij zult daar andere goden, die gij noch uw vaderen gekend hebt, van hout en steen, dienen.65 Ook onder die natien zult gij niet in vrede wonen, noch een plaats der rust voor uw voetzool hebben, maar de Heer zal u aldaar een onrustig hart, smachtende ogen en een kwijnend gemoed geven:66 gij zult uw leven voor u aan een draad zien hangen, nacht en dag zult gij sidderen en van uw leven niet zeker zijn;67 des morgens zult gij zeggen: Och of het avond was! en des avonds: Och of het morgen was! vanwege de siddering die uw hart bevangt en het schouwspel dat gij voor ogen hebt.68 En de Heer zal u op schepen terug brengen naar Egypte, langs den weg waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet wederzien--en daar zult gij aan uw vijanden te koop worden aangeboden als slaven en slavinnen; maar niemand koopt u.