the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Deuteronomium 19
1 Wanneer de Heer, uw god, de volken uitroeit wier land de Heer, uw god, u geeft, en gij hen verdrijft en in hun steden en huizen u vestigt,2 dan zult gij in het midden van uw land, dat de Heer, uw god, u in bezit geeft, drie steden afzonderen;3 gij zult den weg in orde brengen en uw grondgebied, dat de Heer, uw god, u zal toewijzen, in drieen verdelen; zodat elke doodslager daarheen vluchten kan.4 Dit nu is de voorwaarde waarop de doodslager die daarheen vlucht in leven zal blijven: wie zijn naaste zonder opzet verslaat, zonderdat hij hem van gisteren of eergisteren haat toedroeg;5 wie, bij voorbeeld, met zijn naaste in het bos komt om hout te hakken, en hij zwaait met de bijl om den boom te vellen, en het ijzer schiet van den steel los en treft zijn naaste, zodat hij sterft--die vluchte naar een dezer steden en blijve in leven;6 opdat niet de bloedwreker, terwijl zijn gemoed verhit is den doodslager vervolge, hem inhale, omdat de weg lang is, en hem om het leven brenge, terwijl hij toch niet den dood verdiend had, daar hij hem van gisteren of eergisteren geen haat toedroeg.7 Daarom geef ik u dit gebod: zonder u drie steden af.8 En wanneer de Heer, uw god, uw grondgebied uitbreidt, zoals hij uw vaderen onder eede beloofd heeft, en u het gehele land geeft dat hij verzekerd heeft uw vaderen te zullen geven,9 als gij al deze geboden die ik u heden voorschrijf nauwgezet betracht, den Heer, uw god, liefhebt en te allen tijde op zijn wegen wandelt--dan zult gij aan deze drie steden nog drie andere toevoegen;10 opdat niet bloed eens onschuldigen vergoten worde in uw land, dat de Heer, uw god, u ten erfdeel geeft, en een bloedschuld op u ruste.11 Maar wanneer iemand zijn naaste haat toedraagt, hem lagen legt, tegen hem opstaat en hem doodslaat, en hij vlucht dan naar een dezer steden12 zo zullen de oudsten zijner stad hem van daar laten halen en aan den bloedwreker uitleveren, dat hij sterve:13 gij zult hem niet verschoonen, maar het bloed des onschuldigen uit Israel uitdelgen. Zo zal het u welgaan.
14 Gij zult in het erfdeel dat gij zult verkrijgen in het land dat de Heer, uw god, u in bezit geeft de grenzen van uw naaste, die de voorouders hebben vastgesteld, niet verleggen.15 Een getuige geldt niet tegen iemand ter zake van enige schuld of zonde, welk misdrijf hij ook heeft begaan; op de verklaring van twee of drie getuigen zal een aanklacht gelden.16 Wanneer een ongerechtig getuige tegen iemand optreedt om hem van een overtreding te betichten,17 dan zullen de beide mannen die de twistzaak hebben zich plaatsen voor den Heer, voor de priesters en de rechters die er in die dagen zullen zijn;18 en de rechters zullen nauwkeurig onderzoek doen, en is de getuige een valse getuige, heeft hij zijn broeder vals beticht,19 zo zult gij hem aandoen wat hij zijn broeder had gedacht aan te doen, en het kwaad uit uw midden uitroeien.20 En de overigen zullen het horen en vrezen en voortaan zulk een kwaad niet meer in uw midden doen.21 Gij zult hem niet verschoonen: leven om leven, oog om oog, tand om tand, hand om hand, voet om voet.