Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Daniël 9

1 In het eerste jaar van Darius, den zoon van Xerxes, uit het kroost der Meden, die over het rijk der Chaldeen koning gemaakt was,2 in het eerste jaar dan van zijn regering, vestigde ik, Daniel, mijn aandacht op het in de boeken opgegeven aantal jaren gedurende welke, volgens het woord des Heeren tot den profeet Jeremia, Jeruzalem in puin zou liggen, zeventig jaren.3 Ik wendde mijn gelaat tot den Heere God om in vasten, rouwkleed en as gebed en smeking uit te storten.

4 Ik bad dan tot den Heer, mijn God, en legde deze schuldbekentenis af: Ach, Heer, grote en geduchte God, die het verbond en de goedertierenheid handhaaft voor hen die hem liefhebben en zijn geboden onderhouden.5 Wij hebben gezondigd en slecht gehandeld, hebben kwaad bedreven en ons oproerig gedragen, zijn afgeweken van uw geboden en inzettingen,6 en hebben niet gehoord naar uw dienaren de profeten, die in uw naam gesproken hebben tot onze koningen, vorsten en vaderen, en tot de gehele bevolking des lands.7 Aan uw zijde is, Heer, het recht; ons deel is een schaamrood aangezicht, zoals wij heden hebben, wij, Judeers, inwoners van Jeruzalem, en alle Israelieten, hetzij zij nabij of veraf zijn, in alle landen waarheen gij hen verstrooid hebt, omdat zij zich vergrepen hadden aan u.8 Ja, Heer, ons deel is een schaamrood aangezicht, van onze koningen, vorsten en vaderen, van ons, die gezondigd hebben tegen u.9 Bij den Heer onzen God is erbarming en vergeving; want wij zijn tegen u oproerig geweest10 en hebben niet geluisterd naar den Heer, onzen God, om te wandelen in zijn wetten, die hij ons voorgelegd heeft door zijn dienaren de profeten.11 Ja, gans Israel heeft zijn wet overtreden en is afgeweken door niet naar u te luisteren. Zo is over ons de vloek en eed uitgestort, geschreven in de wet van Mozes, den dienaar Gods, omdat wij tegen hem gezondigd hebben,12 en hij deed zijn woord gestand, hetwelk hij over ons en de bestierders die ons bestierd hebben uitgesproken heeft, door groten rampspoed over ons te brengen, welks gelijke niet geweest is onder den gansen hemel, zoals die in Jeruzalem is geweest;13 gelijk geschreven is in de wet van Mozes--al die rampspoed trof ons, en wij hebben den Heer onzen God niet vermurwd door ons te bekeren van onze overtredingen en inzicht te tonen in uw waarachtigheid.14 Daarom was de Heer wakker om den rampspoed over ons te brengen; want de Heer, onze God, is rechtvaardig bij alwat hij doet, en wij hebben naar hem niet geluisterd.15 Nu dan, Heer onze God, die uw volk met sterke hand uit Egypteland uitgeleid en uzelf een groten naam gemaakt hebt, wij hebben gezondigd en kwaad bedreven.16 Heer, laat toch naar al uw gerechtigheid uw toorn en uw gramschap wijken van uw stad Jeruzalem, uw heiligen berg; want om onze zonden en de overtredingen onzer vaderen is Jeruzalem en uw volk ten smaad voor allen die ons omringen.17 Hoor dan, onze God, naar het gebed en de smeking van uw dienaar, en laat uw aangezicht stralen over uw verwoest heiligdom, ter wille uwer dienaren, o Heer.18 Neig, mijn God, uw oor en luister, open uw ogen en zie naar onzen verwoesten toestand, en naar de stad waarover uw naam uitgeroepen is; want wij leggen onze smeking voor u neder, niet op grond van onze goede werken, maar op grond van uw grote barmhartigheid.19 Heer, hoor toch! Heer, vergeef toch! Heer, luister toch! handel en stel niet uit, om uws zelfs wil, mijn God; want uw naam is uitgeroepen over uw stad en uw volk.

20 Nog sprak en bad ik, deed ik schuldbekentenis van mijn zonden en die van mijn volk Israel, en legde ik mijn smeking neer voor den Heer, mijn God, ten bate van den heiligen berg mijns Gods,21 nog was ik biddende, toen de man Gabriel, dien ik, van vermoeienis uitgeput, vroeger in het gezicht gezien had, omstreeks den tijd van het avondoffer naar mij toekwam.22 Gekomen zijnde, sprak hij mij aldus aan: Daniel, nu ben ik gekomen om u een helder inzicht te geven.23 Reeds toen gij begont te smeken, werd een woord uitgesproken, en ik ben gekomen om u hiervan mededeling te doen; want gij zijt een veelgeliefde. Let dan op het woord en krijg inzicht in de verschijning.24 Zeventig weken zijn vastgesteld voor uw volk en uw heilige stad; opdat de afval voltooid en de maat der zonden volgemaakt, de schuld verzoend en eeuwige gerechtigheid aangebracht, het gezicht van den profeet verzegeld en een allerheiligst voorwerp gezalfd worde.25 Gij moet dan weten en verstaan: van het ogenblik af waarop het woord uitgesproken is om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen, tot een gezalfde, een vorst, zijn zeven weken; en twee en zestig weken lang zal het hersteld en herbouwd worden, met pleinen en wallen, maar in den druk der tijden.26 En na die twee en zestig weken zal een gezalfde worden uitgeroeid, zonderdat iemand hem redt. En de stad en het heiligdom zullen verdorven worden door het volk van een vorst die komen en wiens einde in den vloed zijn zal; en tot het einde is er oorlog, duurt het besluit dat verwoestingen zullen aangericht worden.27 Hij zal een week lang met velen een innig verbond sluiten en op de helft dier week slacht offer en meeloffer doen ophouden, en in de plaats daarvan komt een ontzettende gruwel, totdat het voldongen en vastbesloten vonnis wordt voltrokken over het ontzettende.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile