the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Amos 5
1 Hoort, hoe ik over u, huis Israel, een klaagzang aanhef:2 Gevallen is de jonkvrouw Israels, zij staat niet weder op; uitgestrekt ligt zij op haar eigen grond terwijl niemand haar opheft! --3 Want zo spreekt de Heere God: De stad die duizend man in het veld zond houdt er slechts honderd over, zij die honderd te velde zond slechts tien.
4 Zo toch spreekt de Heer tot het huis Israel: Vraagt naar mij, opdat gij leven moogt.5 En vraagt niet naar Bethel, komt niet te Gilgal, trekt niet naar Bersjeba; want Gilgal zal zeker worden weggevoerd, Bethel tot niets worden.6 Vraagt naar den Heer, opdat gij moogt leven; anders steekt hij, als een vuur, het huis Jozef aan, een dat verteert, zonderdat iemand het blust voor het huis Israel,7 voor hen die het recht in alsem verkeren, de gerechtigheid tegen den grond slaan--8 hij die de Pleiaden en den Orion heeft gemaakt, de duisternis in morgenstond verkeert, den dag tot nacht verdonkert, die de wateren der zee roept, en ze uitgiet over de oppervlakte der aarde; Heer is zijn naam,9 die grote verwoesting aanricht onder de sterken, over vestingen vernieling brengt--10 voor hen die haten den man die in de poort vermaant en hem verfoeien die zegt waar het op staat.11 Daarom, omdat gij den geringe vertrapt, en hem een heffing van koorn afperst, hebt gij huizen van gehouwen stenen gebouwd, maar zult er niet in wonen, hebt gij keurige wijngaarden geplant, maar zult den wijn er van niet drinken.12 Want ik weet dat uw misdrijven talrijk, uw zonden groot zijn: gij verdrukt den rechtschapene, neemt zoengeld aan en dringt in de poort de armen op zijde. --13 Daarom zwijgt in zulk een tijd de verstandige, omdat het een boze tijd is.14 Zoekt het goede en niet het kwade; opdat gij moogt leven en de Heer, de god der heirscharen, zo met u zij als gij voorgeeft.15 Haat het kwade, hebt het goede lief en handhaaft het recht in de poort; wellicht ontfermt zich de Heer, de god der heirscharen, over Jozefs overschot.
16 Daarom, zo spreekt de Heer, de god der heirscharen, de Heer: Op alle pleinen zal een weeklacht aangeheven worden, op alle straten zal men zeggen: Ach, ach! men zal den landman roepen tot rouwbedrijf, tot weeklacht hen die het klagen verstaan;17 zelfs in alle wijngaarden zal een weeklacht vernomen worden, wanneer ik door uw midden trek, spreekt de Heer.18 Wee hun die verlangen naar den dag des Heeren! Wat zal de dag des Heeren voor u zijn? Hij zal duisternis zijn en geen licht:19 als wanneer iemand voor een leeuw vlucht, en een beer komt hem tegen; hij gaat zijn huis binnen, leunt met de hand aan den muur, en een slang bijt hem.20 Duisternis toch zal de dag des Heeren zijn en geen licht; donkerheid zonder glans.
21 Ik haat, ik versmaad uw feesten, ik schep geen behagen in uw hoogtijden.22 Want al brengt gij mij brandoffers, ik heb geen welgevallen aan uw gaven, naar uw dankoffers van mestkalveren zie ik niet om.23 Weg van mij met het gedruis uwer liederen; ik wil niet horen den klank uwer luiten.24 Laat veeleer het recht golven als water, de gerechtigheid als een immervlietende beek.25 Hebt gij mij in de woestijn, huis Israel, veertig jaar lang slachtoffers en gaven gebracht?26 Zo dan, wegdragen zult gij Sikkuth, uw koning, en Kewan, uw sterregod, de beelden die gij u gemaakt hebt,27 en ik zal u wegvoeren verder dan Damaskus, spreekt de Heer, wiens naam is de god der heirscharen.