the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Handelingen 2
1 Op den volgenden Pinksterdag waren zij allen bijeen,2 toen onverwachts uit den hemel een geruis kwam als van een hevigen storm, dat het gehele huis waar zij zaten vulde.3 Ook vertoonden zich aan hen verspreide tongen als van vuur, dat zich op ieder van hen neerliet;4 zij werden allen van heiligen geest vervuld en begonnen te spreken in andere talen naardat de Geest hun gaf te spreken.
5 Nu woonden in Jeruzalem Joden, vrome mannen uit alle volken onder den hemel.6 Toen dan dit geluid ontstond, kwam de menigte samen en was ontsteld; want ieder hoorde hen spreken in zijn eigen taal.7 Zij raakten buiten zichzelf van verbazing en zeiden: Zijn niet al de mannen die daar spreken Galileers?8 Hoe horen wij hen dan spreken ieder in onze moedertaal--9 Parthen, Meden, Elamieten, bewoners van Mesopotamie, Judea, Kappadocie, Pontus, Azie,10 Frygie, Pamfylie, Egypte, de delen van Libye aan den kant van Cyrene, ook hier gevestigde Romeinen, Joden en Jodengenoten,11 Kretenzen en Arabieren--hoe horen wij hen in onze talen Gods grote werken verkondigen?12 Allen zeiden tot elkander, buiten zichzelf, niet wetend wat er van te denken: Wat betekent dit toch?13 Doch anderen zeiden spottend: Zij zijn vol zoeten wijn!
14 Nu trad Petrus, met de Elve, op en sprak hen met luide stem toe: Gij Joden en alwie te Jeruzalem wonen, neemt ter harte wat ik u bekend zal maken.15 Deze toch zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst het derde uur.16 Maar dit is wat gezegd is bij monde van den profeet Joel:17 En het zal geschieden in de laatste dagen, zegt God, dat Ik van mijn geest zal uitstorten over alle vlees; uw zonen en dochteren zullen profeteren, uw jongelingen gezichten zien, uw ouden dromen;18 zelfs over mijn slaven en slavinnen stort Ik in die dagen van mijn geest uit, en zij zullen profeteren.19 Ook zal Ik wonderen doen in den hemel daar boven en tekenen op de aarde hier beneden geven, bloed, vuur, rookwalm.20 De zon zal in duisternis veranderen, de maan in bloed, eer de grote en doorluchte dag des Heeren komt.21 En alwie den naam des Heeren aanroept zal behouden worden.22 Israelieten, luistert naar deze woorden: Jezus den Nazoreer, een man u van God aangewezen door de krachtige werken, wonderen en tekenen die God onder u door hem gedaan heeft, zoals gijzelf weet,23 hem, die naar het bepaalde raadsbesluit en de voorkennis van God overgeleverd was, hebt gij door middel van mensen die de wet niet kennen aan het kruis geslagen en gedood;24 maar God heeft de smarten des doods gebroken en hem opgewekt, omdat het niet mogelijk was dat hij door den dood vastgehouden werd.25 Want David zegt met het oog op hem: Ik zag den Heer voortdurend voor mij; hij toch is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankele.26 Daarom was mijn hart verblijd en jubelde mijn tong; ook zal mijn vlees in hope rusten;27 omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch toestaan dat uw heilige het verderf ziet.28 Gij hebt mij den weg ten leven bekendgemaakt en zult mij vervullen met vreugde bij het zien van U. --29 Broeders, men mag onbewimpeld tot u spreken over den aartsvader David; hij is en gestorven en begraven; zijn graf is tot den huidigen dag toe onder ons.30 Dus, daar hij een profeet was en wist dat God hem bij eede beloofd had een der vruchten zijner lenden op zijn troon te plaatsen,31 heeft hij, in de toekomst ziende, over de opstanding van den Christus gezegd dat God hem niet aan het dodenrijk overlaten, en zijn vlees het verderf niet zien zou.32 Dezen Jezus nu heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn,33 en hij, aan de rechterhand Gods verhoogd, heeft de belofte van den Heiligen Geest ontvangen van den Vader en hem nu uitgestort, zoals gij ziet en hoort.34 David toch is niet ten hemel opgevaren en zegt zelf: De Heer heeft tot mijn heer gesproken: Zit aan mijn rechterhand,35 totdat Ik uw vijanden tot een voetbank uwer voeten heb gemaakt. --36 Wete dan voorzeker het ganse huis Israel dat God hem tot Heer en Christus gemaakt heeft, dienzelfden Jezus dien gij hebt gekruisigd.
37 Dit horend, werden zij diep getroffen en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, broeders?38 Petrus antwoordde: Bekeert u, en dat ieder uwer gedoopt worde met den naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden; dan zal u de gave des Heiligen Geestes tendeelvallen.39 Want u komt de belofte toe en uwen kinderen en allen die nog verre zijn, zovelen de Heer onze God zal roepen.40 Met nog veel meer woorden getuigde hij en vermaande hij hen: Redt u toch uit dit kromme geslacht.41 Zij nu die het woord aannamen werden gedoopt, en op dien dag werden ongeveer drieduizend zielen gewonnen.
42 Zij namen voortdurend deel aan het onderricht der apostelen, het gemeenteleven, de broodbreking en de gebeden.43 Vrees beving allen. Veel wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.44 Allen die gelovig waren geworden hadden alles met elkander gemeen,45 verkochten hun bezittingen en have en deelden de opbrengst aan allen uit naar gelang iemand behoefte had.46 Ook hielden zij vol om dagelijks eendrachtig in den tempel saam te komen en huis aan huis brood te breken; waarbij zij hun spijs nuttigden in vreugde en eenvoud des harten,47 God lovend terwijl zij in gunst stonden bij het gehele volk. Dag aan dag bracht de Heer hen die gered werden tot hetzelfde leven.