Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

2 Samuël 14

1 Toen nu Joab, de zoon van Seruja, bemerkte dat Davids hart naar Absalom trok,2 liet hij een schrandere vrouw uit Tekoa komen en zeide tot haar: Stel u aan als een rouwdragende; kleed u in rouwgewaad, zalf u niet met olie, en doe u voor als een vrouw die reeds geruimen tijd rouw bedrijft over een dode;3 ga dan naar den koning en spreek zo en zo tot hem. De woorden gaf Joab haar in den mond.4 Zo kwam de Tekoetische bij den koning, viel op haar aangezicht ter aarde, boog zich neder en zeide: Help, koning, help!5 Op des konings vraag: Wat deert u? zeide zij: Ik ben een weduwvrouw: mijn man is gestorven.6 Nu had uw dienstmaagd twee zonen; eens werden zij op het veld handgemeen en, daar niemand tussen beiden trad, sloeg de een zijn broeder dood.7 En zie, toen is de gehele familie tegen uw dienstmaagd opgetreden met den eis: Lever den broedermoorder uit, opdat wij zijn leven nemen voor dat van zijn broeder, dien hij gedood heeft. Zo zullen zij ook den erfgenaam uitroeien en de kool die mij nog rest uitdoven, om mijn man naam noch nakomelingschap op aarde te laten.8 Hierop zeide de koning tot de vrouw: Ga naar huis. Ik zal orde op uw zaak stellen.9 Maar de Tekoietische zeide tot den koning: Op mij, mijn heer de koning, en op mijn gezin zal de schuld neerkomen, terwijl men den koning en zijn troon zal vrijspreken.10 Maar de koning hernam: Wie u een woord zegt, breng dien tot mij; dan zal hij u verder geen leed aandoen.11 Waarop de vrouw zeide: Roepe toch de koning den naam van den Heer, zijn god, aan, dat hij den bloedwreker niet zal toelaten onheil aan te richten; opdat zij mijn zoon niet ombrengen. Toen sprak hij: Zo waar als de Heer Leeft, geen haar van uw zoon zal ter aarde vallen.12 Hierop zeide de vrouw: Mag uw dienstmaagd nog een woord tot mijn heer den koning spreken? De koning zeide: Spreek!13 waarop zij zeide: Waarom heeft dan de koning iets dergelijks in den zin tegen Gods volk--want nu hij dit woord gesproken heeft, is hijzelf schuldig geworden--dat hij zijn verstoten zoon niet laat terugkeren?14 Want als wij sterven, zijn wij als water dat, op den grond uitgestort, niet meer verzameld wordt. En God zal het leven niet wegnemen van hem die het plan beraamt een verstotene niet van zich verwijderd te houden.15 Nu, dat ik hier gekomen ben om dit woord tot mijn heer den koning te spreken is omdat het volk mij bevreesd maakte; en uw dienstmaagd dacht: Laat ik eens tot den koning spreken; wellicht zal de koning het woord zijner dienares volbrengen;16 want de koning zal er wel oren naar hebben zijn dienares te verlossen uit de hand van den man die mij en mijn zoon tegelijk uit Gods erve zoekt uit te roeien.17 Ten slotte zeide de vrouw: Moge het woord van mijn heer den koning tot bevrediging strekken! Want mijn heer de koning is als de engel Gods in de kennisneming van goed en kwaad. De Heer, uw god, zij met u!18 De koning hernam en zeide tot de vrouw: Verheel mij niets van wat ik u thans ga vragen. De vrouw antwoordde: Mijn heer de koning spreke!19 Toen vroeg de koning: Heeft Joab dit alles met u beraamd? Waarop de vrouw antwoordde: Zo waar als gij leeft, mijn heer de koning, bij alwat mijn heer de koning spreekt is geen ontwijken mogelijk, rechts noch links. Ja, uw dienaar Joab heeft mij den last verstrekt en zelf aan uw dienstmaagd al deze woorden in den mond gegeven.20 Om de zaak te bemantelen, heeft uw dienaar Joab dit gedaan; maar mijn heer is wijs als de engel Gods en begrijpt alles wat op aarde geschiedt.

21 Hierop zeide de koning tot Joab: Welaan, ik heb die zaak besloten; ga den jongeling, Absalom, terughalen.22 Toen viel Joab op zijn aangezicht ter aarde, boog zich neder, sprak een zegenwens over den koning uit en zeide: Thans weet uw dienaar dat hij in uw oog, mijn heer de koning, gunst heeft gevonden, nu de koning den wens zijns dienaars heeft vervuld.23 Zo maakte Joab zich op, ging naar Gesjur en bracht Absalom naar Jeruzalem.24 Doch de koning zeide: Hij moet in zijn huis zijn intrek nemen en mag mij niet komen zien. Dus betrok Absalom zijn huis en kwam den koning niet te zien.25 In gans Israel was geen man zo schoon als Absalom, hooggeloofd: van de voetzool tot den schedel geen gebrek!26 Wanneer hij zich het hoofdhaar liet afscheren--telkens na verloop van een jaar liet hij dit doen; omdat het hem te zwaar werd, liet hij het dan afscheren--woog het tweehonderd sikkel naar het koningsgewicht.27 Aan Absalom werden drie zonen geboren en een dochter, met name Tamar: dit was een vrouw met een schoon uiterlijk.

28 Maar nadat Absalom twee jaren te Jeruzalem gewoond had zonder den koning te komen zien,29 ontbood hij Joab, ten einde hem tot den koning te zenden. Maar hij wilde niet bij hem komen. Ook toen hij hem ten tweeden male ontbood, wilde hij niet komen.30 Toen zeide hij tot zijn dienaren: Ziet, naast mijn akker ligt land van Joab, waarop hij gerst heeft; gaat er den brand in steken! Toen Absaloms dienaren het in brand hadden gestoken,31 maakte Joab zich op, kwam bij Absalom binnen en zeide tot hem: Waarom hebben uw dienaren mijn land in brand gestoken?32 Absalom antwoordde hem: Wel, ik heb u laten zeggen: Kom eens bij mij--ten einde u tot den koning te zenden met de vraag: Waarom ben ik van Gesjur teruggekomen? Het ware mij beter als ik daar nog was. Welnu, ik moet den koning zien; indien op mij nog een schuld rust, dan brenge hij mij maar ter dood!33 Toen trad Joab bij den koning binnen en deelde het hem mede; waarop hij Absalom liet roepen, en deze, bij den koning gekomen, boog zich voor hem neder en viel voor den koning op zijn aangezicht ter aarde, en de koning kuste Absalom.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile