Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

2 Kronieken 32

1 Hierna, na deze betoning van trouw, is Sanherib, de koning van Assyrie, gekomen en Juda binnengetrokken; hij belegerde de versterkte steden en dacht ze te vermeesteren.2 Toen nu Hizkia zag dat Sanherib gekomen was en aanstalten maakte tot den strijd tegen Jeruzalem,3 werd hij met zijn oversten en helden te rade om de waterbronnen buiten de stad te verstoppen. Hij vond medewerking:4 een menigte volks verzamelde zich en verstopte alle bronnen, alsmede de midden door het land stromende beek, terwijl men zeide: Wat behoeven de koningen van Assyrie bij hun komst rijkelijk water te vinden?5 En hij toog moedig aan het werk, herstelde geheel den verbroken muur en bouwde torens daarop, en richtte daarbuiten een anderen muur op, versterkte het Millo in de Davidstad en liet werpspietsen en schilden in menigte vervaardigen.6 Nu stelde hij krijgsoversten over het volk aan, verzamelde hen bij zich op het plein der stadspoort en sprak hen bemoedigend toe, aldus:7 Zijt sterk en kloek, vreest niet en weest niet vervaard voor den koning van Assyrie en die ganse menigte die bij hem is; want ons staat een sterkere bij dan hem:8 hem een vleselijke arm, maar ons de Heer, onze god, om ons te helpen en onze oorlogen te voeren. En het volk steunde op de woorden van Hizkia, Juda's koning.

9 Nadezen zond Sanherib, de koning van Assyrie, zijn dienaren naar Jeruzalem, terwijl hij zelf met zijn ganse legermacht voor Lachis gelegerd was, tot Hizkia, den koning van Juda, en tot gans Juda dat te Jeruzalem was, met deze boodschap:10 Zo zegt Sanherib, de koning van Assyrie: Waarop vertrouwt gij, dat gij daar in Jeruzalem belegerd blijft zitten?11 Hizkia stookt u op om u van honger en dorst te laten sterven, door te zeggen: De Heer, onze god, zal ons redden uit de hand van den koning van Assyrie.12 Dezezelfde Hizkia heeft immers zijn hoogten en altaren weggedaan, terwijl hij tot Juda en Jeruzalem zeide: Slechts voor een altaar moogt gij u nederwerpen en daarop alleen offeren.13 Weet gij niet, wat ik en mijn vaderen gedaan hebben aan alle volken der wereld? Hebben de goden van de natien der wereld hun land uit mijn hand kunnen redden?14 Wie van alle goden dezer natien, door mijn vaderen ten ondergang gedoemd, heeft zijn volk uit mijn hand kunnen redden--dat uw god u zou kunnen redden uit mijn hand?15 Laat dan Hizkia u niet misleiden en op deze wijze opstoken. Gelooft hem niet; want geen enkele god van enige natie of enig rijk kon zijn volk uit mijn hand of die mijner vaderen redden, laat staan dat uw god u zou kunnen redden uit mijn hand.16 Nog meer zeiden zijn dienaren tegen den Heere God en zijn dienstknecht Hizkia.17 Ook had hij een brief geschreven om den Heer den god van Israel, te tarten en tegen hem te spreken, van dezen inhoud: Evenmin als de goden van de natien der wereld, die hun volken niet uit mijn hand gered hebben, zal de god van Hizkia zijn volk uit mijn hand redden.18 En zij riepen met luider stem het volk op den muur in het Judees toe om het vrees en angst aan te jagen; opdat zij de stad in hun macht kregen,19 en spraken over den god van Jeruzalem als over de goden van de volken der aarde, die maaksels van mensenhanden zijn.20 Naar aanleiding hiervan baden koning Hizkia en de profeet Jezaja, de zoon van Amos, en schreiden ten hemel.21 Toen zond de Heer een engel, die alle kloeke helden, vorsten en oversten in het leger van den koning van Assyrie wegvaagde; zodat deze met beschaamde kaken naar zijn land terugkeerde, en toen hij in den tempel van zijn god kwam, daar door zijn lijfelijke zonen met het zwaard werd geveld.22 Zo verloste de Heer Hizkia en de inwoners van Jeruzalem uit de hand van Sanherib, den koning van Assyrie, en uit de hand van allen, en gaf hun rust rondom.23 En velen brachten geschenken aan den Heer te Jeruzalem en kostbaarheden aan Hizkia, Juda's koning; van toen af werd hij hoog in het oog van alle natien.

24 In die dagen werd Hizkia dodelijk krank. Toen bad hij tot den Heer, en deze sprak tot hem en gaf hem een teken.25 Maar Hizkia beantwoordde de ondervonden weldaden niet; want hij werd overmoedig. Daarom kwam gramschap over hem, alsmede over Juda en Jeruzalem.26 Daar echter Hizkia zich vernederde in zijn overmoed, evenals de inwoners van Jeruzalem, kwam des Heeren gramschap niet over hen in de dagen van Hizkia.27 Hizkia nu bezat zeer groten rijkdom en luister: hij maakte zich schatkamers voor zilver, goud, edelgesteenten, balsem, schilden en allerhande begeerlijke voorwerpen,28 magazijnen voor de opbrengst van koorn, most en olie, stallen voor alle soorten van vee, en kooien voor de kudden.29 Ook maakte hij steden en een groten veestapel van kleinvee en runderen; want God had hem zeer veel bezittingen geschonken.30 Dezezelfde Hizkia heeft ook de waterwel van den Gihon boven den grond verstopt en het water onder den grond westwaarts naar de Davidstad geleid. Voorspoedig was Hizkia in alles wat hij ondernam.31 Zelfs in het geval der tolken van Babels vorsten, die tot hem gezonden waren om te vragen naar het teken dat in het land geschied was, verliet God hem enkel om hem op de proef te stellen, ten einde te weten te komen alwat in zijn hart was.32 Het overige nu van Hizkia's geschiedenis en zijn vrome daden zijn beschreven in het Gezicht van den profeet Jezaja, den zoon van Amos, en in het boek der koningen van Juda en Israel.33 En Hizkia ging ter ruste bij zijn vaderen; men begroef hem aan den weg die opwaarts voert naar de graven van Davids zonen, en gans Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile