Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

2 Kronieken 25

1 Vijf en twintig jaar oud, werd Amasja koning, en negen en twintig jaar regeerde hij te Jeruzalem; zijn moeder heette Joaddan, uit Jeruzalem.2 Hij deed wat recht was in het oog des Heeren, doch niet met een onverdeeld hart.3 Zodra hij nu het koningsschap stevig in zijn hand had, doodde hij zijn dienaren die den koning, zijn vader, hadden omgebracht.4 Maar hun kinderen bracht hij niet ter dood; overeenkomstig hetgeen geschreven is in de wet het boek van Mozes, waarin de Heer geboden heeft: De vaders zullen niet sterven om de kinderen, noch de kinderen om de vaders; maar ieder zal wegens zijn eigen zonden sterven.5 Amasja nu verzamelde Juda, stelde hen op naar familien, bij oversten van duizend en van honderd ingedeeld, gans Juda en Benjamin, monsterde hen, van twintig jaar af en daarboven, en bevond dat er driehonderdduizend krijgers waren die ten strijde uittrokken en speer en schild voerden.6 Ook huurde hij uit Israel honderdduizend sterke helden voor honderd talenten zilver.7 Toen kwam tot hem een godsman, die tot hem zeide: Laat, koning het leger van Israel niet met u trekken; want de Heer is niet met Israel, met al die Efraimieten.8 Indien gij meent met dezen u sterk te maken ten oorlog, dan zal God u ten val brengen voor uw vijanden; want God heeft macht om te helpen en om ten val te brengen.9 Doch Amasja zeide tot den godsman: En wat dan te doen met de honderd talenten die ik aan de troepen van Israel gegeven heb? En de godsman antwoordde: De Heer is in staat u meer te geven dan dit.10 Toen zonderde Amasja de troepen die uit Efraim tot hem gekomen waren af, opdat zij naar hun woonplaats zouden teruggaan. Zij ontstaken hierover in hevigen toorn tegen Juda en keerden in brandenden toorn huiswaarts.11 Maar Amasja schepte moed, voerde zijn volk aan, trok naar het Zoutdal en versloeg de Seirieten, tienduizend man.12 Nog tienduizend man voerden de Judeers levend weg en brachten hen naar den top der rots, van waar zij hen naar beneden wierpen, zodat zij allen verpletterd werden.13 Intussen deden de lieden van de troepen die Amasja had doen terugkeren, zodat zij niet met hem ten strijde trokken, een inval in de steden van Juda, van Samarie tot Beth-horon, versloegen van de inwoners drieduizend man en maakten veel buit.

14 Nadat Amasja van het verslaan der Edomieten huiswaarts gekeerd was, bracht hij de goden der Seirieten mee in zijn land, stelde ze voor zich tot goden op, wierp zich daarvoor neer en offerde hun ter eer.15 Daarom ontstak 's Heeren toorn tegen Amasja en zond hij een profeet tot hem, die tot hem zeide: Waarom hebt gij gevraagd naar de goden van het volk, naar hen die hun eigen volk niet hebben kunnen verlossen uit uw hand?16 Maar terwijl hij tot den koning sprak, zeide deze tot hem: Hebben wij u tot raadgever des konings aangesteld? Houd daarmede op; waarom zou men u ombrengen? Toen hield de profeet op en zeide: Nu weet ik dat de Heer voornemens is u te verderven, dewijl gij dit gedaan en naar mijn raad niet geluisterd hebt.

17 Toen werd Amasja, de koning van Juda, te rade boden te zenden aan Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israel, met de uitdaging: Laten wij elkander eens onder de ogen zien!18 Maar Joas, de koning van Israel, zond Amasja, den koning van Juda, dit bescheid: De distel op den Libanon zond den ceder op den Libanon de boodschap: Geef uw dochter aan mijn zoon tot vrouw. Maar het wild gedierte op den Libanon liep er over heen en vertrapte de distel.19 Gij denkt: Ik heb Edom verslagen! en wordt nu overmoedig; geniet thans uw roem en blijf thuis; waarom zoudt gij uw ongeluk opzoeken en ten val komen, en Juda met u?20 Maar Amasja luisterde niet; want God had besloten hen over te leveren aan Joas, omdat zij naar de goden van Edom gevraagd hadden.21 Toen trok Joas, de koning van Israel, op, en zagen hij en Amasja, de koning van Juda, bij Beth-sjemes in Juda, elkander onder de ogen.22 En Juda leed tegen Israel de nederlaag, zodat zij vluchtten, ieder naar zijn tent.23 Ook nam Joas, de koning van Israel, Amasja, den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Ahazja, bij Beth-sjemes gevangen; hij bracht hem naar Jeruzalem, brak een stuk van vierhonderd el uit den muur van Jeruzalem, van de Efraimspoort tot de Hoekpoort,24 nam al het goud en zilver en al de vaten die in het godshuis, bij Obed-Edom, gevonden werden, en de schatten van het paleis, benevens de gijzelaars, en keerde naar Samarie terug.25 Na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, leefde Amasja, de zoon van Joas, den koning van Juda, nog vijftien jaar.26 Het overige nu der geschiedenis van Amasja, zowel der vroegere als der latere, is beschreven in het Boek der koningen van Juda en Israel.27 Sedert Amasja afweek van den Heer maakte men te Jeruzalem een samenzwering tegen hem; hij vluchtte naar Lachis; maar men zond naar Lachis, hem achterna, doodde hem aldaar,28 vervoerde hem op een wagen en begroef hem bij zijn vaderen in de Davidstad.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile