the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Kronieken 16
1 In het zes en dertigste jaar van Aza's regering trok Baeza, de koning van Israel, tegen Juda op en versterkte Rama, om niemand van Aza, den koning van Juda, te laten uitgaan of ingaan.2 Toen nam Aza zilver en goud uit de schatkamers van des Heeren huis en van het paleis en zond het aan Benhadad, den koning van Aram, die te Damaskus woonde, met de boodschap:3 Er is een verbond tussen mij en u, tussen mijn vader en den uwen. Hierbij zend ik u zilver en goud. Welaan, verbreek uw verbond met Baeza, den koning van Israel; opdat hij van mij aftrekke.4 En Benhadad luisterde naar koning Aza, zond de veldoversten die hij had tegen de steden van Israel en overweldigde Ijjon, Dan, Abelmaim en alle magazijnsteden van Naftali.5 Toen Baeza dit hoorde, hield hij op met Rama te versterken en staakte zijn werk.6 Nu nam koning Aza gans Juda; zij haalden de stenen en balken van Rama welke Baeza gebruikt had weg, en hij versterkte daarmede Geba en Mispa.
7 Te dier tijd kwam de ziener Hanani tot Aza, den koning van Juda, en zeide tot hem: Omdat gij gesteund hebt op den koning van Aram en niet op den Heer, uw god, daarom is het leger van Arams koning u ontkomen.8 De Ethiopiers en Libyers waren immers een talrijk leger met zeer veel wagens en ruiters, en toch heeft de Heer, omdat gij op hem steundet, hen aan u overgeleverd.9 Want de Heer laat zijn ogen gaan over de ganse aarde om zich een helper te betonen dergenen wier hart onverdeeld op hem gericht is. Gij hebt in dezen dwaas gehandeld; want van nu af zult gij oorlogen hebben.10 Maar Aza werd gramstorig tegen den ziener en zette hem in het tuchthuis; want hij was hierover in ziedenden toorn tegen hem ontstoken. Ook mishandelde Aza te dier tijd sommigen uit het volk.11 De geschiedenis nu van Aza, de vroegere zowel als de latere, is beschreven in het boek der koningen van Juda en Israel.12 In het negen en dertigste jaar zijner regering kreeg Aza een ziekte aan de voeten, een zeer hevige ziekte; en ook in zijn ziekte vroeg hij niet naar den Heer, maar naar de geneesheren.13 En Aza ging ter ruste bij zijn vaderen en stierf in het een en veertigste jaar zijner regering;14 men begroef hem in het graf dat hij voor zich had doen uithouwen in de Davidstad, en legde hem op het rustbed dat men had opgevuld met specerijen en allerhande kruiden, die door een keurige bewerking van den specerijbereider tot een geurig mengsel waren bereid; ook brandde men te zijner eer een buitengewoon groten brand.