Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

1 Koningen 5

1 Hirom, de koning van Tyrus, zond zijn dienaren tot Salomo, omdat hij gehoord had dat men hem had gezalfd in de plaats van zijn vader; want Hirom was altijd met David bevriend geweest.2 Daarop zond Salomo aan Hirom deze boodschap:3 Het is u bekend dat mijn vader David voor den naam van den Heer, zijn god, geen huis heeft kunnen bouwen wegens de vijanden die hem omringden, voordat de Heer hen onder zijn voeten had gelegd.4 Nu dan de Heer, mijn god, mij aan alle zijden rust verschaft heeft, en er nergens een tegenstander of enig onheil is,5 ben ik voornemens een huis voor den naam van den Heer, mijn god, te bouwen, overeenkomstig hetgeen de Heer tot mijn vader David gezegd heeft: Uw zoon, dien ik in uw plaats op uw troon zal zetten, die zal het huis voor mijn naam bouwen.6 Beveel dan nu dat men voor mij cederen velle op den Libanon; mijn knechten zullen zich bij de uwe voegen en het loon uwer knechten zal ik u geven, geheel naar uw eisen. Want gij weet wel dat onder ons niemand is die verstaat bomen te vellen zoals de Sidoniers.7 Toen Hirom de woorden van Salomo hoorde, verheugde hij zich zeer en zeide: Geloofd zij de Heer, de god van Israel, die David een wijzen zoon heeft gegeven over dit talrijk volk!8 En Hirom zond aan Salomo ten antwoord: Ik heb uw boodschap aan mij ontvangen; ik van mijn kant zal doen alwat gij verlangt in zake de cederenen cypressenstammen;9 mijn knechten zullen ze van den Libanon naar de zee afvoeren, en ik zal ze aan vlotten over zee brengen tot de plaats die gij mij zult doen weten; daar zal ik ze uiteenslaan en zult gij ze ophalen. Gij van uw kant zult doen wat ik verlang, door mondbehoeften voor mijn hof te leveren.

10 Zo leverde Hirom aan Salomo stammen van ceders en cypressen, zoveel hij verlangde;11 en Salomo leverde aan Hirom twintigduizend ton tarwe, als spijs voor zijn hof, en twintigduizend vaten fijne olie. Dit leverde Salomo aan Hirom jaar op jaar.12 De Heer had aan Salomo wijsheid geschonken, gelijk hij hem gezegd had. Zo was er vrede tussen Hirom en Salomo en sloten zij samen een verbond.13 Koning Salomo nu deed uit gans Israel verplichte arbeiders opkomen; de lichting bedroeg dertigduizend man.14 Hij zond ze naar den Libanon, tienduizend in de maand, om beurten; een maand waren zij op den Libanon, twee maanden te huis; aan het hoofd der herendiensten stond Adoniram.15 Ook had Salomo zeventigduizend lastdragers en tachtigduizend steenhouwers in het gebergte;16 behalve de oversten van Salomo's opzichters, die den arbeid bestuurden, drieduizend zeshonderd, die gezag voerden over het volk dat den arbeid verrichtte.17 Op bevel des konings braken zij grote stenen uit kostelijke stenen, om met gehouwen steen de grondslagen van den tempel te leggen.18 De bouwlieden van Salomo, die van Hirom en de Gebalieten behieuwen en bereidden de stammen en de stenen voor den bouw des tempels drie jaren lang.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile