the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Kronieken 20
1 Na verloop van een jaar tijds, tegen den tijd dat de koningen plegen te velde te trekken, voerde Joab het krijgsheir uit, verwoestte het land der Ammonieten, kwam bij Rabba en belegerde het, terwijl David te Jeruzalem bleef. En Joab sloeg Rabba en haalde het omver.2 En David nam Milkom de kroon van het hoofd, welker gewicht een talent goud bleek te bedragen en waaraan een edelgesteente zat dat David voortaan als hoofdversiersel droeg. Een ontzaglijk groten buit nam hij uit de stad mee;3 ook haar bevolking voerde hij weg en zette ze aan den arbeid bij de zaag, de ijzeren houwelen en de bijlen. Evenzo handelde David met al de steden der Ammonieten. Daarna keerden David en het ganse volk naar Jeruzalem terug.
4 Nadezen was er oorlog met de Filistijnen te Gezer. Toen versloeg Sibbechai, de Husjathiet, Sippai, een der afstammelingen van de Refaieten; waardoor zij gefnuikt werden.5 Toen er weder oorlog met de Filistijnen was, versloeg Elhanan, de zoon van Jair, Lahmi, den broeder van Goliath, den Gattiet, wiens speerschacht was als een weversboom.6 Toen er weder oorlog was in Gath, was er een man van grote lengte, met zes vingers aan elke hand en zes teenen aan elken voet, vier en twintig; ook hij was een nakomeling van Rafa.7 Hij hoonde Israel; maar Jonathan, de zoon van Sjimea, den broeder van David, versloeg hem.8 Dit waren nakomelingen van Rafa in Gath; zij sneuvelden door de hand van David en zijn dienaren.