the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Staten Vertaling
Psalmen 144
1 Een psalm van David. Gezegend zij de HEERE, mijn Rotssteen, Die mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog;2 Mijn Goedertierenheid en mijn Burg, mijn Hoog Vertrek en mijn Bevrijder voor mij, mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; Die mijn volk aan mij onderwerpt!3 O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?4 De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.5 Neig Uw hemelen, HEERE! en daal neder; raak de bergen aan, dat zij roken.6 Bliksem bliksem, en verstrooi hen; zend Uw pijlen uit, en verdoe hen.7 Steek Uw handen van de hoogte uit; ontzet mij, en ruk mij uit de grote wateren, uit de hand der vreemden;8 Welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.
9 O God! ik zal U een nieuw lied zingen; met de luit en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen.10 Gij, Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet van het boze zwaard;11 Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt, en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;12 Opdat onze zonen zijn als planten, welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als hoekstenen, uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.13 Dat onze winkelen vol zijnde, den enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden bij duizenden werpen, ja, bij tienduizenden op onze hoeven vermenigvuldigen.14 Dat onze ossen wel geladen zijn; dat geen inbreuk, noch uitval, noch gekrijs zij op onze straten.15 Welgelukzalig is het volk, dien het alzo gaat; welgelukzalig, is het volk, wiens God de HEERE is.